Grammatica periode 2

Grammatica periode 2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica periode 2

Slide 1 - Tekstslide

What
Past simple
When
Als iets in het verleden is gebeurd
How/Form
werkwoorden die eindigen op:
-e -> alleen +-d (used)
een medeklinker +y -> ied (tried)
één klinker + één medeklinker -> medeklinker verdubbelt (stopped)
klinker +l -> de l verdubbelt (travelled)
Signal words
tijdsbepalingen in het verleden, zoals yesterday en last week
Examples
We didn't visit the musuem
They walked to school yesterday
TO BE
Bij vragen en ontkenningen gebruik je geen did/didn't. Je gebruikt dan de past simple vorm van to be.
I was late
They weren't angry

Slide 2 - Tekstslide

What
Past continuous
When
Iets heeft in het verleden een tijd geduurd.
How/Form
was/were + verb + ing
I was
you were
he/she/it was
we were
you were
they were
Examples
I was jogging down the street while you were listening to music in our room
I was making dinner while you were writing a book

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

(zou) kunnen, (zou) mogen
Je kunt can, could, may of might gebruiken
Can- kan (is waarschijnlijk)         
It can become very hot in Australia.

Could- zou kunnen, kon (vt) en ook beleefde vorm (iets minder waarschijnlijk.     
It could become very cold tomorrow.

Slide 5 - Tekstslide

Je hebt het vermogen, de vaardigheid, of de mogelijkheid om iets te doen.
Can gebruik je dan alleen bij de present simple. 
I can help you

Could gebruik je voor iets dat je mogelijk kan doen of in de verleden tijd.
I could do the split when I was 10.

Slide 6 - Tekstslide

Je hebt het vermogen, de vaardigheid, of de mogelijkheid om iets te doen.
To be able to kun je met elke tijd gebruiken (ook toekomst en voltooid)
She is able to help us (ze kan ons helpen)
She was able to help us (ze kon ons helpen)
She has been able to help us (ze heeft ons kunnen helpen)
She will be able to help us (ze zal ons kunnen helpen)

Slide 7 - Tekstslide

Toestemming
Om aan te geven dat iets van iemand mag kun je can, could, may of be allowed to gebruiken.
Can gebruik je alleen in de present simple.
Could gebruik je als verleden tijd voor can
May is formeler

Slide 8 - Tekstslide

Toestemming
to be allowed to kan met alle tijden gebruikt worden.
I am allowed to go to the party. (Ik mag naar het feestje)
I was allowed to go to the party. (Ik mocht naar het feestje)
I have been allowed to stay up after 9 since I was 12 (Ik mocht al na 9 uur opblijven sinds ik 12 was)
I will be allowed to use my parents' car when I get my drivers license (Ik zou mijn ouders auto mogen gebruiken wanneer ik mijn rijbewijs heb)

Slide 9 - Tekstslide

Have to - moeten
Iets is noodzakelijk -  You have to brush your teeth before bed. 
Iets moet - I have to help my mother make the beds.

Informeel

Slide 10 - Tekstslide

Must
Iets is noodzakelijk of moet (formeler dan have to) - You must make your homework on time!
Om aan te geven dat het heel belangrijk is - You must use a soft cloth to clean your glasses.
Om aan te geven dat het echt niet anders kan of het moet wel zo zijn - She must be thirsty. It's really hot outside.
They must be tired, they haven't slept all night.

Slide 11 - Tekstslide

Should - zou moeten
Als iets zou moeten - You should make your homework before you play videogames.
Als je advies geeft - You should write a thank you note to your grandmother for her nice birthday gift.

Slide 12 - Tekstslide

some & any
Some
Bevestigende zinnen
Vraagzinnen
- Waar het antwoord 'ja' zal zijn
- Als je iets aanbiedt
Any
Ontkennende zinnen
Vraagzinnen

Slide 13 - Tekstslide