Periode 1, argumentatieschema's, argumentatie les 2

Argumentatie
Argumentatieschema's
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Argumentatie
Argumentatieschema's

Slide 1 - Tekstslide

Voeg jezelf toe aan jouw klas in LessonUp

Voeg jezelf toe aan jouw klas in LessonUp
  1. Je gaat naar: https://www.lessonup.com/site/nl
  2. Je klikt op 'Registreren'
  3. Je klikt op 'Verder als leerling'
  4. Je voert je klassencode in: mlmoq
  5. Je registreert je met je school e-mail en bedenkt een wachtwoord.
  6. Je gebruikt je eigen voor- en achternaam

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
  • Terugblik 
  • Instructie/quiz

  • Afsluiten 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je benoemen wat argumentatieschema's zijn
  • ken je de onderstaande argumentatieschema's
  • kan je onderstaande argumentatieschema's herkennen 
Argumentatie op basis van...
  1. oorzaak en gevolg 
  2. kenmerk of eigenschap
  3. voor- en nadelen
  4. voorbeelden 
  5. vergelijking
  6. autoriteit 

Slide 4 - Tekstslide

Noteer minimaal drie dingen die je geleerd hebt tijdens de vorige blok argumentatie.

Slide 5 - Woordweb

Vorige les
  • Onderscheid maken tussen standpunt, argument, tegenargumenten en weerleggingen.
  • Onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten.
  • Drogredenen
  • Argumentatiestructuren
  • Signaalwoorden structuuraanduidende zinnen voor standpunt:
  • Ik vind, ik denk dat, naar mijn mening, volgens mij, mijn conclusie is… dus, daarom, kortom, etc.
  • Een feitelijke uitspraak gaat uit van feiten of aannemelijkheid.
  • Een waarderende uitspraak baseert zich op een mening waarover je kunt discussiëren.



Slide 6 - Tekstslide

Argumentatieschema's
Op basis van...
  1. oorzaak en gevolg 
  2. kenmerk of eigenschap
  3. voor- en nadelen
  4. voorbeelden 
  5. vergelijking
  6. autoriteit 

Slide 7 - Tekstslide

Op basis van oorzaak en gevolg
Een feit / gebeurtenis zal leiden tot een ander feit / gebeurtenis.

Voorbeeld: Als gevolg van de aanhoudende regen zijn diverse straten blank komen te staan.
Oorzaak / argument = de aanhoudende regen.
Gevolg / standpunt = diverse straten zijn blank komen te staan.

  • Hij heeft een onvoldoende gehaaldwant hij heeft niet geleerd.
  • Dit is een gevaarlijke kruisingwant er gebeuren hier veel ongelukken.  

Belangrijke signaalwoorden bij de oorzaak-gevolg-structuur zijn: daardoor, hierdoor, waardoor, gevolg, ten gevolge van, als gevolg van, oorzaak, veroorzaken.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Op basis van kenmerk of eigenschap
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat kenmerk ook. De gedachte die aan de redenering ten grondslag ligt, wordt vaak niet expliciet vermeld.

Voorbeeld: Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.


Argument = Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.

Standpunt =Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede.

Dat is een goede zanger, want hij zingt altijd zuiver.

Slide 10 - Tekstslide

Verklaringsstructuur
Tekstdoel: informeren

Inleiding: bepaald verschijnsel
Middenstuk: kenmerken / voorbeelden / verklaringen / oorzaken / redenen
Slot: samenvatting of conclusie

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Op basis van voor- en nadelen
Bij dit type redenering wordt een afweging gemaakt: het oordeel wordt uitgesproken nadat voor- en nadelen zijn vergeleken.

Voorbeeld: Wij vonden het een prima appartement met een heerlijk terras en ideaal vlak bij zee. Negatief was dat de bedden compleet doorgelegen waren. Ook hadden wij nauwelijks warm water in de douche. En tot slot hadden wij erg veel kakkerlakken. Al met al denk ik dat we de volgende keer toch een andere accommodatie boeken.

Argument = Wij vonden het een prima appartement met een heerlijk terras en ideaal vlak bij zee. Negatief was dat de bedden compleet doorgelegen waren. Ook hadden wij nauwelijks warm water in de douche. En tot slot hadden wij erg veel kakkerlakken.
Standpunt = Al met al denk ik dat we de volgende keer toch een andere accommodatie boeken.


  • Je moet je huiswerk maken, want anders zul je nooit een voldoende halen.
  • Laten we deze zomer op vakantie naar Frankrijk gaan, want dan hebben we de grootste kans op mooi weer.

Slide 13 - Tekstslide

Voor-nadelenstructuur
Inleiding: vraag of stelling
Middenstuk: voordelen// nadelen
Slot: afweging // conclusie 

Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?"

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Op basis van voorbeeld
  • Een topfunctie is haalbaar voor Nederlandse vrouwen, 
want Neelie Smit Kroes is jarenlang Eurocommissaris geweest.

Slide 16 - Tekstslide

Verklaringsstructuur
Tekstdoel: informeren

Inleiding: bepaald verschijnsel
Middenstuk: kenmerken / voorbeelden / verklaringen / oorzaken / redenen
Slot: samenvatting of conclusie

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Op basis van vergelijking
Omdat het in het ene geval zo is/was, zal het in het andere geval ook wel zo zijn.
Voorbeeld: Als Jett Rebel volgend jaar optreedt op Lowlands, gaan we zeker weer naar het festival. Vorige keer was hij ook top.

  • Je kunt best een voldoende halen voor deze toets, want Johan is het ook gelukt.
  • Nederland moet meer investeren in duurzaamheid, want Duitsland doet dat ook.

Belangrijke signaalwoorden bij de redenering op basis van vergelijking: het was toen zo, dus… De vorige keer, ook, etc.

Slide 19 - Tekstslide

Op basis van autoriteit
Een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige/expert of een gezaghebbende bron.

Voorbeeld: De film Blade Runner is een zeldzaam goede film en hoort tot de beste sciencefiction, volgens de filmcriticus van De Volkskrant.

Standpunt = De film Blade Runner is een zeldzaam goede film, etc..
Argument = volgens de filmcriticus van De Volkskrant.

  • Je mag niet door rood rijden, want dat staat in de wet.
  • Je moet minimaal twee keer per dag je tanden poetsen, want dat zegt de tandarts.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Als je last hebt van FOMO en vaak het gevoel hebt dat je niet zonder je mobiel kunt, ligt verslaving op de loer. Dit zegt Tischa Neve, pedagoog, gespecialiseerd in tienergedrag.
A
op basis van voorbeelden
B
op basis van autoriteit
C
op basis van kenmerken
D
op basis van voor- en nadelen

Slide 22 - Quizvraag

Twee antwoorden goed
FOMO (Fear of missing out) en het gevoel niet zonder te kunnen: kenmerken van smartphoneverslaving.
Tischa Neve, pedagoog (opvoedingsdeskundige) en gespecialiseerd in tienergedrag: een autoriteit.

Slide 23 - Tekstslide

Voor- en nadelen afwegen
Voordeel: de hulpverleners worden ontlast (zorg, brandweer en politie)
Nadelen: geen plezier van vuurwerk afsteken en geen inkomsten voor vuurwerkverkopers

Slide 24 - Tekstslide

Amsterdam trekt jaarlijks veel toeristen vanwege zijn beroemde musea. Rijks Museum, Anne Frankhuis en Van Goghmuseum zijn goed voor bijna 6 miljoen bezoekers per jaar.
A
op basis van autoriteit
B
op basis van getallen
C
op basis van kenmerken
D
op basis van voorbeelden

Slide 25 - Quizvraag

Voorbeelden
Er stonden drie voorbeelden in de redenering die voor veel bezoekers (waaronder veel toeristen) zorgen.
Dit was op basis van een getal: dat klopt! Getal bij voorbeeld 1 (2,2 miljoen), getal bij voorbeeld 2 (1,3 miljoen) en getal bij voorbeeld 3 (2,1 miljoen).

Slide 26 - Tekstslide

Het vuurwerkverbod is fijn, omdat de hulpverleners ontlast worden tijdens de jaarwisseling. Toch missen veel mensen nu het plezier van vuurwerk afsteken. Ook missen vuurwerkverkopers inkomsten.
A
op basis van kenmerken
B
op basis van voor- en nadelen
C
op basis van autoriteit
D
op basis van vergelijking

Slide 27 - Quizvraag

Hoe kun je nou denken dat je een goed cijfer gaat halen? Je bent gisteren pas begonnen met leren.
A
Op basis van autoriteit
B
Op basis van oorzaak-gevolg
C
Op basis van voordelen-nadelen
D
Op basis van voorbeeld

Slide 28 - Quizvraag

Natuurlijk is hij tegen de bio-industrie: hij is vegetariër.
A
Op basis van voordelen-nadelen
B
Op basis van vergelijking
C
Op basis van kenmerk-eigenschap
D
Op basis van oorzaak-gevolg

Slide 29 - Quizvraag

Computergames kunnen een slechte invloed hebben op studieresultaten. Kijk maar naar mijn broertje: door de games komt hij niet meer aan zijn huiswerk toe.
A
Op basis van voorbeeld
B
Op basis van oorzaak-gevolg
C
Op basis van vergelijking
D
Op basis van autoriteit

Slide 30 - Quizvraag

Volgens Johan Cruijff moest Ajax meer investeren in jonge voetballers. Daarom is de jeugdopleiding van de club grondig aangepakt.
A
Op basis van voordelen-nadelen
B
Op basis van kenmerk of eigenschap
C
Op basis van vergelijking
D
Op basis van autoriteit

Slide 31 - Quizvraag

Waarom moet ik een briefje halen? Isabelle was vorige les ook te laat en zij hoefde geen briefje te halen.
A
Op basis van oorzaak-gevolg
B
Op basis van vergelijking
C
Op basis van voorbeeld
D
Op basis van autoriteit

Slide 32 - Quizvraag

Mensen zouden wat meer met de fiets naar hun werk moeten gaan, want dat is goed voor het milieu en het is goed voor hun conditie.
A
Op basis van oorzaak en gevolg
B
Op basis van voor- en/of nadelen
C
Op basis van autoriteit
D
Op basis van voorbeeld

Slide 33 - Quizvraag

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je benoemen wat argumentatieschema's zijn
  • ken je de onderstaande argumentatieschema's
  • kan je onderstaande argumentatieschema's herkennen 
Argumentatie op basis van...
  1. oorzaak en gevolg 
  2. kenmerk of eigenschap
  3. voor- en nadelen
  4. voorbeelden 
  5. vergelijking
  6. autoriteit 

Slide 34 - Tekstslide

Ik kan benoemen wat argumentatieschema's zijn.

😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Ik ken de argumentatieschema's met argumentatie op basis van oorzaak en gevolg , kenmerk of eigenschap, voor- en nadelen, voorbeelden, vergelijking en autoriteit en kan deze herkennen.

😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 37 - Open vraag