Paragraaf 1.3 Dierenrijk

Paragraaf 1.3 Dierenrijk
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1.3 Dierenrijk

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  1. Welkom!
  2. Herhaling d.m.v samen examenvraag oefenen
  3. Vandaag krijg je uitleg over 1.3 'Dierenrijk'
  4. PO microscopie dierlijke cel met kijkvragen (preparaat: bloed, kraakbeen, glad/ dwarsgesptreeptspierweefsel, wangslijmvliescel, hoofdhuid)
  5. Klassikale afsluiting
  6. Aan de slag/huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

A - onderdeel P (celwand)

Letter T - omdat hier geen celwand aanwezig is en wel een celkern. (= dierlijke cel)

Slide 4 - Tekstslide

A - tot de bacteriën
Leerdoelen 1.3 Dierenrijk
1. Ken je de bouw van een dier van groot naar klein (van organisme tot cel) en kun je er een voorbeeld bij geven?
2. Kun je de drie onderdelen van een dierlijke cel benoemen met hun bijbehorende taak?
3. Kun je uitleggen hoe dieren aan hun stevigheid komen?
4. Kun je het grootste en kleinste dier noemen? 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dierlijke cel
  1. celmembraan
  2. celkern
  3. cytoplasma

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiercel
Bloedcellen
Voorbeeld verschillende cellen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een plantencel heeft een celwand een dierlijke cel heeft geen celwand. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is waar?
A
Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
B
Cel 1: Bacterie cel Cel 2: Dierlijke cel
C
Cel 1: Dierlijke cel Cel 2: Plantaardige cel
D
Cel 1: Schimmel cel Cel 2: Plantaardige cel

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blauwe vinvis, het grootste dier
pantoffeldiertje, het kleinste dier

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer behoren twee organismen tot dezelfde soort?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Tigo zegt: Een schaap en een geit behoren tot de zelfde soort, ze kunnen namelijk nakomelingen krijgen.
Mads zegt: Een tijger (Pantera tigris)  en een leeuw (Pantera leo) behoren tot hetzelfde geslacht. Dit is af te leiden uit hun Latijnse namen.
Wie heeft er gelijk?
A
Tigo
B
Mads
C
Tigo & Mads
D
Geen van beiden

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een belangrijk kenmerk van dit organisme waardoor je hem kunt indelen in een klasse (groep)
A
Hij heeft een bruine huid.
B
Hij heeft een gespleten tong.
C
Hij wordt geboren uit een ei.
D
Hij beweegt zich voort zonder poten.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Delen van een organisme zijn van klein naar groot:
A
cel /orgaan /weefsel/ orgaanstelsel
B
weefsel / cel /orgaan /orgaanstelsel
C
cel / weefsel / orgaan / orgaanstelsel
D
orgaanstelsel / orgaan/ weefsel/ cel

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stroperige vloeistof in de cel waar veel andere 'onderdelen' in liggen heet .....
A
Bladgroenstof
B
Vacuole
C
Celwand
D
Cytoplasma

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk weefsel zie je op het plaatje
A
kraakbeen weefsel
B
beenweefsel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de grote hersenen een orgaan, een organenstelsel of een weefsel?


A
orgaan
B
organenstelsel
C
weefsel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke tekening is een weefsel aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak alle opdrachten die horen bij 1.3

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies