Unit 4 sv

Unit 4 sv
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Unit 4 sv

Slide 1 - Tekstslide

Globaal lezen/ skimmen
  • Je leest de tekst snel door om erachter te komen waar deze over gaat.
  • Je let niet teveel op moeilijke woorden.
  • Lees van iedere alinea de eerste en de laatste zin. 
  •  Kijk naar opvallende stukjes (plaatjes, titel etc.)
  • Probeer de grote lijnen te snappen, de details doen er (nog) niet toe.
  • Je gebruikt skimmen bij vragen die gaan over de hele tekst, je zoekt naar aanwijzingen voor het antwoord. 

Slide 2 - Tekstslide

Wel doen! / niet doen!
moet je doen
moet je niet doen

Slide 3 - Tekstslide

Imperative = gebiedende wijs
v
hele ww
Keep your head up.
x
don't  + hele ww
Don't look down.

Slide 4 - Tekstslide

Object pronouns
(voorwerp)
Everyone likes 
me
This present is for
you
Do you like
him, her
you can try
it
Can you help
us
You must help
them
Verderop in de zin!

Slide 5 - Tekstslide

Subject pronouns
Object pronouns
me
her
him
she
I
We
them
us
he
you
you
it
it
you (MV)
they

Slide 6 - Sleepvraag

Maak de zin af:
Show your hands so I can see ...
A
they
B
them
C
it
D
that

Slide 7 - Quizvraag

Where are my glasses?
You are wearing ...
A
it
B
them
C
they
D
she

Slide 8 - Quizvraag

Persoonlijke voornaamwoorden - voorwerpsvorm

Slide 9 - Tekstslide


Do you like your girlfriend? Do you like .....?
A
she
B
he
C
him
D
her

Slide 10 - Quizvraag


Peter loves ____ (Anne)
A
her
B
his
C
you
D
we

Slide 11 - Quizvraag

They were really angry at .....(we)
A
us
B
them
C
her
D
him

Slide 12 - Quizvraag

 this / that / these / those

Slide 13 - Tekstslide

dichtbij- deze

enkelvoud= this
This book.

meervoud= these
These books.

hier=here
ver weg- die

enkelvoud= that
That book.

meervoud= those
Those books.

 daar=over there

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

... people over there are my friend's grandparents.
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 16 - Quizvraag

Je gebruikt this & that bij ....
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 17 - Quizvraag

Look at ... newspaper here.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 18 - Quizvraag

... people here are my grandparents.
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 19 - Quizvraag

Je gebruikt 'this'/'these' wanneer iets...
A
dichtbij is
B
ver weg is

Slide 20 - Quizvraag

Je gebruikt that & those als iets ...
A
dichtbij is
B
ver weg is

Slide 21 - Quizvraag

Je gebruikt these & those bij ....
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 22 - Quizvraag




Houd je boek erbij p. 24 (is het dichtbij of ver weg?)

Vul het juiste woord in:

Slide 23 - Tekstslide

Links -oefenen this/these   that/those

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

You ___ in Schijndel.
A
live
B
lives

Slide 26 - Quizvraag

Jimmy ___ to play games.
A
like
B
likes

Slide 27 - Quizvraag

She plays the piano.
A
Does she play the piano?
B
Do she plays the piano?

Slide 28 - Quizvraag

It never ___ in Rosmalen.
A
rain
B
rains

Slide 29 - Quizvraag