LJ1 6.3 Bevruchting - LJ2 6.3 Samenleven

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 6.3
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 6.3
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
LJ 1: Pak je boek van biologie en open deze op blz  162.

LJ 2: Pak je boek en open deze op blz ...

Huiswerk controle


Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het einde van de les:
- kun je beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt. 
- kun je de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.

Leergebiedoverstijgende doelen:
Zelfstandig leren
- Je laat doorzettingsvermogen zien bij werk dat je moeilijk vindt, niet leuk vindt of wanneer je afgeleid bent/raakt.
- Je kijkt je gemaakte werk na, verbetert waar nodig en je benoemt welke onderdelen je nog moeilijk vindt. 
Reflecteren
- Je kan vertelleen wat er nodig is om een leerdoel te beheersen (bv. extra uitleg, meer oefentijd, leren, herhalen van leerstof)
- Je kan benoemen welk leerdoel je al beheerst. 


Slide 3 - Tekstslide

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept arrangement --> 8 of hoger:


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Tekstslide

Heeft hier bestuiving plaatsgevonden?
En bevruchting?
A
Wel bestuiving, geen bevruchting
B
Zowel bestuiving als bevruchting
C
Wel bevruchting, geen bestuiving
D
Geen bestuiving, geen bevruchting

Slide 5 - Quizvraag

In welke volgorde verloopt de geslachtelijke voortplanting bij planten?
A
Bestuiving, bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis
B
Bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis, bevruchting
C
Bevruchting, bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis
D
Bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis, bestuiving

Slide 6 - Quizvraag

Het vruchtbeginsel
is een onderdeel van
A
De helmknop
B
De stamper
C
De stempel
D
De helmdraad

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel vruchtbeginsels
zie je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Wie maakt wat?

Had je alle vragen goed, dan ga je zelfstandig aan de slag. Je maakt opdracht 1 t/m 4 op blz 163 /165.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Tekstslide

Stuifmeelbuis
Uit iedere stuifmeelkorrel groeit een buisje = de stuifmeelbuis

De stuifmeelbuizen groeien door de stijl naar de zaadbeginsels in het vruchtbeginsel.

De kern van een stuifmeelkorrel gaat zo naar een zaadbeginsel toe.

Slide 10 - Tekstslide

Bevruchting
Bevruchten = Het versmelten van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel

-> De stuifmeelkorrel (m) die versmelt met de kern van de eicel (v). 

Slide 11 - Tekstslide

Bevruchting
Als de buis een zaadbeginsel bereikt, barst de top van de stuifmeelbuis open. 
-> De kern van de stuifmeelkorrel dringt de eicel binnen.

Een stuifmeelkorrel = mannelijke geslachtscel
De eicel = vrouwelijke geslachtscel

Slide 12 - Tekstslide

Bevruchting
De kern van de stuifmeelkorrel versmelt met de kern van de eicel = bevruchting

Hierdoor ontstaat er een bevruchte eicel.

Slide 13 - Tekstslide

Bevruchte eicel
Na de bevruchting gaat de eicel zich delen. 
  • Uit de bevruchte eicel ontstaat zo een kiem
  • Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad

Als een zaad kiemt, groeit uit de kiem een kiemplantje

Slide 14 - Tekstslide

Meerdere zaden
Er kunnen meerdere stuifmeelbuizen tegelijk door de stijl groeien. Ze groeien naar verschillende zaadbeginsels. 

In ieder zaadbeginsel kan een eicel worden bevrucht.

Slide 15 - Tekstslide

Meerdere zaden
Uit elk zaadbeginsel waarvan de eicel is bevrucht, kan een zaad ontstaan.
Er kunnen dus meerdere zaden ontstaan in een vruchtbeginsel. 

Als de eicel niet wordt bevrucht, kan de eicel niet uitgroeien tot een kiem. Het zaadbeginsel groeit dan niet uit tot een zaad.

Slide 16 - Tekstslide

Kiem

na bevruchting
Bevruchte eicel deelt
-> er ontstaat een kiem.

= Klein plantje dat ontstaat uit een bevruchte eicel door celdeling. 
Zaad

na bevruchting
Zaadbeginsel groeit
-> hieruit ontstaat zaad

= Deel van een plant dat de kiem en het reservevoedsel voor het kiemplantje bevat

Slide 17 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Had je alle vragen van de mini-check fout, dan maken we samen opdracht 1 en 3

Slide 18 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 4 op blz 163 /165.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de inzichtsvragen op blz 165 en 166.
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- Kun je uitleggen wat biologisch evenwicht is;
- Kun je uitleggen hoe soorten afhankelijk zijn van elkaar voor voedsel, een schuilplaats en voortplanting;

Leergebied overstijgende doelen:
Zelfstandig leren
- Je laat doorzettingsvermogen zien bij werk dat je moeilijk vindt, niet leuk vindt of wanneer je afgeleid bent/raakt.
- Je kijkt je gemaakte werk na, verbetert waar nodig en je benoemt welke onderdelen je nog moeilijk vindt. 
Reflecteren
- Je kan vertelleen wat er nodig is om een leerdoel te beheersen (bv. extra uitleg, meer oefentijd, leren, herhalen van leerstof)
- Je kan benoemen welk leerdoel je al beheerst. 

Slide 20 - Tekstslide

3. Mini-check
Verdiept arrangement (gemiddeld een 8 of hoger): 
Luca en Sven
Opdracht 1 t/m 4 op blz 202/203

De rest doet mee met de mini-check!

Slide 21 - Tekstslide

Welke factoren hebben invloed op een populatie grootte?
A
Alleen abiotische factoren
B
Alleen biotische factoren
C
Zowel abiotische- als biotische factoren

Slide 22 - Quizvraag

Wat is geen reden voor concurrentie tussen individuen van verschillende soorten?
A
Ruimte
B
Licht
C
Partner
D
Voedsel

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer is sprake van een biologisch evenwicht?
A
als de grootte van een populatie niet meer verandert
B
als er evenveel rupsen als koolmezen zijn
C
als de populatiegrootte lange tijd rond een bepaalde waarde schommelt
D
wanneer alle biotische en abiotische factoren optimaal zijn

Slide 24 - Quizvraag

Wie maakt wat
Had je alle vragen van de mini-check goed, dan maak je de opdrachten zelfstandig.
Opdracht 1 t/m 5 op blz 202/204

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 25 - Tekstslide

Populatiegrootte
De populatiegrootte is het aantal organismen in een populatie. De populatiegrootte hangt af van de invloeden uit de omgeving.
-> Dus van biotische- en abiotische factoren.

  • Gunstige factoren: zorgen ervoor dat de populatie groeit. Er is bijvoorbeeld genoeg eten en maar weinig vijanden. 
  • Ongunstige factoren: zorgen ervoor dat de populatie kleiner wordt. Er is bijvoorbeeld te weinig eten, of er gaan meer konijnen dood dan er geboren worden. 

Slide 26 - Tekstslide

Evenwicht
Bij de meeste populaties schommelt de populatiegrootte rond een evenwichtswaarde. 

Dit noem je: biologisch evenwicht.
 

Slide 27 - Tekstslide

Samenleven
Binnen een populatie heeft elk individu relaties met soortgenoten. 

Een relatie kan gericht zijn op concurrentie (competitie) of op samenwerking

Concurrentie: strijden om voedsel, partner, veilige plek. 
Samenwerking: een groep leeuwen die samen jagen op een prooi. 

Slide 28 - Tekstslide

Relaties binnen een populatie
Er is sprake van rangorde bij dieren die in groepen leven. Eén dier is de baas, de rest van de dieren weten hun plek.

Territorium: Gebied dat wordt verdedigd tegen soortgenoten (kan dienen als jachtgebied of grootbrengen van jongen).

Paarvorming: Een mannetje en een vrouwtje werken samen om zich voor te planten.

Slide 29 - Tekstslide

Relaties tussen soorten
Individuen van verschillende soorten kunnen een langdurige relatie met elkaar hebben -> symbiose. 


Slide 30 - Tekstslide

Parasitisme
Parasitisme: symbiose waarbij een individu een voordeel heeft en het ander individu een nadeel heeft.

Parasiet: individu dat een voordeel heeft bij parasitisme. 

Gastheer: individu dat een nadeel heeft bij parasitisme

Slide 31 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Had je alle vragen van de mini-check fout?

Dan maak je samen met de leerkracht opdracht 1

Slide 32 - Tekstslide

6. Instructie
Je maakt zelfstandig Opdracht 1 t/m 5 op blz 202/204



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna maak je de inzichtsvragen op blz 205 t/m 207
timer
1:00

Slide 33 - Tekstslide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt?
- kun je de verandering in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven?

Slide 34 - Tekstslide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- Kun je uitleggen wat biologisch evenwicht is? 
- Kun je uitleggen hoe soorten afhankelijk zijn van elkaar?



Slide 35 - Tekstslide

Huiswerk
LJ1:                                                         LJ2
Woensdag 16 maart                       Woensdag 16 maart  
6.3 opdracht 1 t/m 4                       6.3 opdracht 1 t/m 5

SO                                                           SO
Dinsdag 22 maart                           Dinsdag 22 maart
6.1 t/m 6.4                                            6.1 t/m 6.4


Slide 36 - Tekstslide