In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2 Paragraaf 1
De markt van vraag en aanbod
Slide 1 - Tekstslide
Je moet een vraaglijn kunnen aflezen. Waarvoor staat de Q?
Slide 2 - Open vraag
Waar denk jij aan bij 'vraag en aanbod'?
Slide 3 - Woordweb
Concrete markt
Deze kun je bezoeken (weekmarkt, winkel)
Abstracte markt
Het geheel van alle vraag en aanbod naar een bepaald product (telefoonmarkt)
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Wat is een vraaglijn? (1)
De lijn die het verband aangeeft tussen de prijs (P) en de gevraagde hoeveelheid (Q). Deze lijn vertoont een dalend verloop; bij hogere prijzen wordt minder gevraagd dan bij lagere prijzen.
Slide 7 - Tekstslide
Wat is een vraaglijn? (2)
Voorbeeld: Qv = – 2P + 800
Aan het minteken in de formule zie je dat de gevraagde hoeveelheid daalt als de prijs stijgt.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Je moet een vraaglijn kunnen aflezen. Waarvoor staat de P?
Slide 10 - Open vraag
De vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van dat goed.
A
Dit is voor elk goed hetzelfde.
B
Dit is voor elk goed anders.
Slide 11 - Quizvraag
Je moet een vraaglijn kunnen aflezen. Waarvoor staat de Qv?
Slide 12 - Open vraag
Waarom heeft de vraaglijn een dalend verloop?
A
Hoe hoger de prijs, hoe meer er gevraagd wordt
B
Hoe hoger de prijs, hoe minder vraag
C
Omdat de aanbodlijn stijgt
D
Omdat er altijd sprake is van evenwicht
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Als de vraag naar goud toeneemt...
A
Verschuift de vraaglijn naar rechts.
B
Verschuift de vraaglijn naar links
Slide 18 - Quizvraag
De vraaglijn van een product verschuift in een jaar evenwijdig naar links. Een mogelijke oorzaak van deze verschuiving is.....
A
een afname van het aantal vragers.
B
een inkomensstijging bij de consumenten.
C
een toename van het aantal vragers.
D
een prijsverlaging van het product zelf
Slide 19 - Quizvraag
Stel de functie van de vraaglijn naar cola is: Qv = –15p + 45. Gegeven prijs is € 2,50. Hoeveel blikjes cola worden er verkocht?
A
82.5
B
8
C
9,375
D
7,5
Slide 20 - Quizvraag
Gegeven:
Qv=-15p+45 en p=2,50
Dan ga je de p invullen in de formule
Qv= -15x2,50+45
Qv= -37,50+45
Qv= 7,5
Slide 21 - Tekstslide
Hoeveelheid geld die iemand in een bepaalde periode ontvangt.
Lijn die bij iedere prijs aangeeft hoeveel stuks de consument bij die prijs willen kopen
hoeveelheid goederen en diensten die met het inkomen gekocht kunnen worden
aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen