06. B Hoofdstuk 6 Oefenvragen (20-1-25)

H6 De overheid /De ambtenaar
B: Oefenvragen
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 De overheid /De ambtenaar
B: Oefenvragen
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

Vragen beantwoorden
Hoofdstuk T5/B6 Oefenvragen

Slide 2 - Tekstslide

Rekentrainer
Controleren

Slide 3 - Tekstslide

Volgorde hoofdstuk 6
B
KGT
§ 1
§ 1 + 2
§ 2
§ 3
§ 3
§ 4
§ 4
§ 5
§ 5
§ 6
12-3
18-3
19-3
25-3
26-3
Maandag 8 april
Toets hoofdstuk 6

Slide 4 - Tekstslide

Doel: 
  • Je weet wat je moet weten voor de toets.
  • Je weet aan welk onderdeel je nog aandacht moet besteden voor de toets.
  • Al je vragen zijn beantwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Rekenvaardigheden
Ik let er op dat ik:
  • Een berekening geef
  • De eenheid erbij zet: €
  • Een komma zet ipv een punt
  • 2 cijfers achter de komma zet
Rekentrainer

Slide 6 - Tekstslide

Wie bestuurt de gemeente?
A
Burgemeester
B
Gemeenteraad
C
Burgemeester en wethouders
D
Niemand, dat doet het volk

Slide 7 - Quizvraag

Welke overheid behoort niet tot de lagere overheid?
A
het Rijk
B
de provincies
C
de gemeenten
D
de waterschappen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een verzorgingsstaat?

A
Een land waar genoeg ziekenhuizen beschikbaar zijn voor de burgers.
B
Een land waar genoeg wegen zijn.
C
Het overzicht van de kosten van alle uitkeringen voor werkenden en niet-werkenden
D
Een land waar de overheid de burgers helpt als dat nodig is.

Slide 9 - Quizvraag

Sociaal minimum is
A
Minimum bedrag dat je nodig hebt om te kunnen overleven
B
minimum loon
C
minimale aantal mensen dat moet werken
D
sociale prijs

Slide 10 - Quizvraag

Wie betalen de WW- en de WAO-uitkeringen?
A
De staat.
B
Alleen de werknemers.
C
Alleen de werkgevers.
D
De werknemers en de werkgevers.

Slide 11 - Quizvraag

Bijstandswet
A
Sociale verzekering
B
Sociale voorziening

Slide 12 - Quizvraag

Sociale voorzieningen worden betaald
A
met belastinggeld
B
uit premies van werkende mensen
C
door de politieke partijen
D
door het koningshuis

Slide 13 - Quizvraag

Bij welke periode past de term verzorgingsstaat?
A
1900-1930
B
1930-1940
C
1940-1945
D
1945-heden

Slide 14 - Quizvraag

Werknemersverzekeringen en volksverzekeringen zijn voorbeelden van:
A
Sociale voorzieningen
B
Sociale verzekeringen
C
basisverzekeringen
D
planten

Slide 15 - Quizvraag

Hoe heet de belasting die je moet betalen over het salaris dat je verdient?
A
BTW
B
Loonbelasting
C
Vermogensbelasting
D
Werknemersbelasting

Slide 16 - Quizvraag

Accijns en BTW zijn
A
directe belastingen
B
indirecte belastingen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van
niet-belasting ontvangsten?
A
aardgas
B
winst van overheidsbedrijven
C
inkomstenbelasting
D
boetes

Slide 18 - Quizvraag

Een boete voor een verkeersovertreding
is een voorbeeld van een
A
belastingen
B
de acijns wet
C
indirecte belasting
D
niet belasting-ontvangsten

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen collectieve voorziening?
A
School
B
Leger
C
Ziekenhuis
D
Kledingwinkel

Slide 20 - Quizvraag

De overheid stimuleert het gebruik van zonnepanelen. Je kunt een deel vergoed krijgen van je aanschaf. Hoe noemen we deze vergoeding vanuit de overheid?
A
BTW
B
Accijns
C
Subsidie
D
Milieubelasting

Slide 21 - Quizvraag

Waarom regelt de overheid bepaalde voorzieningen zoals de gezondheidszorg zelf?

Slide 22 - Open vraag

Collectieve sector of particuliere sector?

Bedrijven
A
Collectieve sector
B
Particuliere sector

Slide 23 - Quizvraag

Collectieve sector of particuliere sector?

Instellingen voor sociale zekerheid
A
Collectieve sector
B
Particuliere sector

Slide 24 - Quizvraag

Collectieve sector of particuliere sector?

Burgers
A
Collectieve sector
B
Particuliere sector

Slide 25 - Quizvraag

Henk is getrouwd.
Henk heeft een inkomen van € 800,-
per maand. Hoeveel moet Henk per maand
krijgen om op het sociaal minimum te komen?

Slide 26 - Open vraag

Belastinginkomsten in miljarden
Loon- en inkomstenbelasting 65
Btw 60
Winstbelasting bedrijven 25
Accijnzen 10

Hoeveel zijn de accijnzen in procenten van de totale belastinginkomsten?

Slide 27 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van directe belastingen?
A
Loonbelasting
B
BTW
C
Accijns
D
Winstbelasting

Slide 28 - Quizvraag

De overheid kan geld lenen bij banken of burgers.
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Bij een begrotingsoverschot moet de overheid geld lenen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Nederland is een verzorgingsstaat
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Waar of niet waar?
In Nederland betaalt de overheid de huurwoningen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Een toelichting op de rijksbegroting waarin de regering uitlegt waarom ze bepaalde keuzes maakt.
A
Rijksbegroting
B
Miljoenennota
C
Troonrede

Slide 33 - Quizvraag

Joep heeft een brutoloon van € 2.500,-.
De eerste maand ontvangt hij 75% WW-uitkering.
Hoeveel WW krijgt Joep?

Slide 34 - Open vraag

Petra is al 5 maanden werkeloos.
Zij had een brutoloon van € 3.000,-.
Hoeveel WW ontvangt Petra?

Slide 35 - Open vraag

Aan de slag
(Afronden paragrafen)
Flitskaarten
Test jezelf
Diagnostische toets
Versterk jezelf*


Slide 36 - Tekstslide

Versterk jezelf
Algemeen
Alles

Slide 37 - Tekstslide

3B: Versterk jezelf
Aanpassen

Slide 38 - Tekstslide

3B: Versterk jezelf - H2 / H3

Slide 39 - Tekstslide

3B: Versterk jezelf - H3

Slide 40 - Tekstslide

3B: Versterk jezelf - H3

Slide 41 - Tekstslide

3B: Versterk jezelf - H3

Slide 42 - Tekstslide

3B: Versterk jezelf - H7

Slide 43 - Tekstslide

Versterk jezelf - algemeen

Slide 44 - Tekstslide

Versterk jezelf - algemeen

Slide 45 - Tekstslide

Versterk jezelf - algemeen

Slide 46 - Tekstslide

Versterk jezelf - algemeen

Slide 47 - Tekstslide

Versterk jezelf

Slide 48 - Tekstslide



B
Toets
Hoofdstuk 5




KT




Huiswerk 21 januari

Slide 49 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 50 - Tekstslide