In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Guten Tag, liebe Leute!
Slide 1 - Tekstslide
Programma:
In deze les word je geïnformeerd over de Duitse lidwoorden.
Slide 2 - Tekstslide
Waarom moeten we het daarover hebben?!
Die Duitse lidwoorden zorgen bij veel mensen voor
grammatica-grommen.
En hoewel dat begrijpelijk is, is dit onderdeel wel heel kenmerkend voor de Duitse taal:
Slide 3 - Tekstslide
- Het vormt de basis van waaruit je later (heel misschien, eventueel) gemakkelijker de techniek achter de bijvoeglijke naamwoorden en de naamvallen kunt begrijpen en toepassen
- Het neemt een stukje twijfel weg wanneer je de taal zelf gaat produceren: Eerst spreek en schrijf je op gevoel, maar later zul je hetgeen je produceert technisch kunnen onderbouwen, omdat je er kennis over verzameld hebt
Slide 4 - Tekstslide
Doel:
Aan het eind van deze les:
- Weet je welke Duitse lidwoorden er zijn
- Weet je wanneer je welk lidwoord moet gebruiken
- Ken je een aantal voorbeelden van mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden
Slide 5 - Tekstslide
Allereerst:
Wat weet je al van de Duitse lidwoorden?
Welke zijn er, wanneer gebruik je welke en heb je wellicht al voorbeelden?
Noteer je weetjes omtrent de Duitse lidwoorden in de volgende slide.
Slide 6 - Tekstslide
Duitse lidwoorden: wat weet je al?
Slide 7 - Woordweb
Instructie:
Je gaat zodadelijk een YouTube filmpje bekijken.
Dit is een korte instructie over de Duitse lidwoorden.
Bekijk het filmpje en maak aantekeningen.
Slide 8 - Tekstslide
Voordat je het filmpje bekijkt eerst het volgende:
Er zijn bepaalde en onbepaalde lidwoorden.
Met bepaalde lidwoorden bestempel je een specifiek object (je hebt dit al in je vizier zeg maar).
Met onbepaalde lidwoorden benoem je een 'random', niet gespecificeerd object.
Bepaalde lidwoorden zijn: de en het (de stoel waarop je nu zit).
Een onbepaald lidwoord is: een (een stoel in de kantine op school).
Slide 9 - Tekstslide
Verder:
Ieder woord heeft een geslacht: mannelijk, vrouwelijk of onzijdig.
In het Nederlands bestempelen we zowel de mannelijke als ook de vrouwelijke woorden met het lidwoord de.
Geen gedoe en lekker makkelijk.
De onzijdige woorden bestempelen met het lidwoord het.
Niet gespecificeerde/ onbepaalde woorden bestempelen we met het lidwoord een.
Een past zowel voor mannelijke, vrouwelijke, als ook onzijdige woorden.
Slide 10 - Tekstslide
Hier wijkt de Duitse lidwoordentechniek af.
Daarom vinden wij Nederlanders dit ook zo vervelend om te leren.
Voor de mannelijke woorden gebruiken de Duitsers het lidwoord der.
Voor de vrouwelijke woorden gebruiken de Duitsers het lidwoord die.
Voor de onzijdige woorden gebruiken de Duitsers het lidwoord das.
Slide 11 - Tekstslide
Ook het onbepaalde lidwoord een heeft in het Duits verschillende varianten:
De basisvariant is ein.
Voor de mannelijke woorden gebruiken de Duitsers het onbepaalde lidwoord ein.
Voor de vrouwelijke woorden gebruiken de Duitsers het onbepaalde lidwoord eine.
Voor de onzijdige woorden gebruiken de Duitsers het onbepaalde lidwoord ein.
Slide 12 - Tekstslide
Waarom al deze verschillende lidwoorden?!
De Duitse taal is veel specifieker. Van ieder woord wil men weten wat het geslacht en de functie in de zin is.
Vandaar dat ieder woord dus een apart geslacht heeft en vandaar dat er zoveel verschillende uitgangen achter allerlei woorden kunnen worden geplakt. Deze geven aan wat de betekenis en de functie van het woord is in de zin.
In de Nederlandse taal is dit niet meer het geval: deze is als het ware 'uitgekleed'.
Op het gebied van grammatica is het Nederlands daarom een van de makkelijkst te leren talen (qua uitspraak dan weer niet).
Slide 13 - Tekstslide
In het filmpje worden alleen de bepaalde lidwoorden behandeld.
In de volgende slide vind je het filmpje.
Welke woorden zijn in het Duits mannelijk, vrouwelijk, onzijdig?
Noteer van iedere groep twee voorbeelden (die je nog niet wist).
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Samenvatting:
Wat kun je zeggen over de Duitse lidwoorden:
- Welke zijn er?
- Welke woorden krijgen een mannelijk lidwoord?
- Welke woorden krijgen een vrouwelijk lidwoord?
- Welke woorden krijgen een onzijdig lidwoord?
Noteer je bevindingen in de woordspin in de volgende slide.
Slide 16 - Tekstslide
Je bevindingen n.a.v. het filmpje:
Slide 17 - Woordweb
Overzicht per geslacht:
Mannelijk:
- Mannelijke personen, beroepen en dieren,
- Dagen, dagdelen, maanden en jaargetijden,
- Windrichtingen,
- Automerken,
- Veel agrarische producten,
- Woorden eindigend op - er, -ling, -ismus.
Slide 18 - Tekstslide
Voorbeelden mannelijk:
der Mann, der Junge, der Student, der Lehrer, der Geschäftsführer, der Stier, der Hahn, der Fisch,
der Montag, der Januar, der Herbst, der Osten,
der Porsche, der Käse, der Kaffee, der Tee, der Salat, der Honig,