P8 Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil?

1. Hij wil jou kussen
2. Hij wil jouw kussen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

Vervang het woord door 'hem/hij', dan weet je of het een persoonlijke voornaamwoord is!

Is dit paard van jullie? --> Is dit paard van hem? --> Jullie = pers. vnw. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Je geeft aan dat iets van iemand is. 

Vervang het woord door 'zijn', dan weet je of het een bezittelijke voornaamwoord is!

Dat is haar verrekijker. --> Dat is zijn verrekijker. --> Haar = bezittelijk voornaamwoord






Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vul de juiste persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden in.

Als ik op reis ga, neem ik altijd ... identiteitskaart mee. De vorige keer was ik ... vergeten.

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent het om je land, je familie en je leven achter te moeten laten?
'je' is hier...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Als vrijwilliger krijg je trainingen en begeleiding, zodat je vluchtelingen goed kunt helpen.
'je' is hier...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Is deze tas van...?
A
jou
B
jouw

Slide 13 - Quizvraag

Ken ik ... niet ergens van?
A
jou
B
jouw

Slide 14 - Quizvraag

Het is ook in ... belang dat je meewerkt.
A
jou
B
jouw

Slide 15 - Quizvraag

... verhaal slaat echt nergens op.
A
Jou
B
Jouw

Slide 16 - Quizvraag