In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Herhalingsvragen Regeling
Slide 1 - Tekstslide
Welk nummer is geen deel van het centrale zenuwstelsel? (klik op afbeelding om hem groter te maken)
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 2 - Quizvraag
Wat hoort niet bij het zenuwstelsel?
A
hersenen
B
zenuwen
C
ruggenmerg
D
zintuigen
Slide 3 - Quizvraag
Invloeden uit de omgeving noem je...
A
Seintjes
B
Prikkels
C
Impulsen
D
Zintuigen
Slide 4 - Quizvraag
Wat is gedrag?
A
Alles wat een mens of dier doet
B
lopen, iets pakken, lachen
C
spieren die werken
D
planten die water opnemen
Slide 5 - Quizvraag
Is geluid een prikkel?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Wat vangt de prikkels op?
A
zenuwen
B
zintuigen
Slide 7 - Quizvraag
Zintuigen geven impulsen af
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Impuls
Hersenen
Zintuig
Prikkel
Slide 9 - Sleepvraag
ZET IN DE GOEDE VOLGORDE: 1. Impulsen gaan via de zenuw naar de hersenen. 2. Zintuigen nemen prikkels waar. 3. Zintuigen zetten de prikkels om in impulsen. 4. Je hersenen bepalen hoe je op de prikkel reageert. 5. Je wordt je bewust van wat je waarneemt. 6. Impulsen gaan via de zenuw naar de spieren.
A
1 - 5 - 3 - 2 - 4 - 6
B
2 - 1 - 3 - 5 - 4 - 6
C
2 - 3 - 1 - 5 - 6 - 4
D
2 - 3 - 1 - 5 - 4 - 6
Slide 10 - Quizvraag
Impulsen die in de hersenen verwerkt worden, kunnen zorgen voor nieuwe impulsen naar de spieren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
De grote hersenen regelen de bewustwording.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
De grote hersenen regelen de coördinatie van bewegingen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
... geleiden impulsen van zenuwcellen naar zenuwcellen
A
Gevoelszenuwcellen
B
Schakelzenuwcellen
C
Bewegingszenuwcellen
Slide 14 - Quizvraag
In de tekst hiernaast is spraken van uitlopers van zenuwcellen. Hoe heten die zenuwcellen?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
Slide 15 - Quizvraag
In het lichaam liggen drie typen zenuwcellen. Bij één van deze drie typen zenuwcellen horen de volgende kenmerken:
– deze zenuwcellen geleiden de impulsen van de ene zenuwcel naar de ander.
– uitlopers van deze cellen zijn verbonden met andere zenuwcellen.
Bij welk type zenuwcellen horen de kenmerken?
A
bij bewegingszenuwcellen
B
bij gevoelszenuwcellen
C
bij schakelzenuwcellen
Slide 16 - Quizvraag
Het ruggenmerg verbindt veel zenuwen met de hersenen. Hoe wordt het ruggenmerg beschermd?
A
door je schedel
B
door je wervels
Slide 17 - Quizvraag
Een reactie op een prikkel heet een respons.
Is dit een prikkel of een respons?
Prikkel
Respons
De buurman roept zijn hond, omdat die wegrent.
De zon schijnt in je ogen.
Iemand roept je naam.
Je steekt je hand op naar iemand die je naam roept.
Je stopt voor het rode licht.
Slide 18 - Sleepvraag
Ruggenmerg
In afbeelding hiernaast zie je een doorsnede van het ruggenmerg.
Bij welk punt komt een impuls aan die ontstaat in de rechterbiceps in het ruggenmerg?
A
Bij punt 1
B
Bij punt 2
C
Bij punt 3
D
Bij punt 4
Slide 19 - Quizvraag
Ruggenmerg
In afbeelding hiernaast zie je een doorsnede van het ruggenmerg.
Wat is de buizijde?
A
Bij punt 1 en 2
B
Bij punt 3 en 4
Slide 20 - Quizvraag
Ruggenmerg
In afbeelding hiernaast zie je een doorsnede van het ruggenmerg.
Hoe heten de onderdelen 1 en 2 en wat ligt erin?
A
Zenuwen en zenuwuitlopers
B
Zenuwen en cellichamen
C
Zenuwknopen en cellichamen
D
Zenuwuitlopers en cellichamen
Slide 21 - Quizvraag
Ruggenmerg
In afbeelding hiernaast zie je een doorsnede van het ruggenmerg.
Welke uitlopers komen of gaan via plaats 3 en 4?
A
Uitlopers van gevoelszenuwcellen en ze komen naar het ruggenmerg toe.
B
Uitlopers van gevoelszenuwcellen en ze gaan van het ruggenmerg af.
C
Uitlopers van bewegingszenuwcellen en ze komen naar het ruggenmerg toe
D
Uitlopers van bewegingszenuwcellen en ze gaan van het ruggenmerg af.
Slide 22 - Quizvraag
De afbeelding is een doorsnede van de ruggenmerg. De ruggenmerg hoort bij het...
A
Centrale zenuwstelsel
B
De hersenen
C
De zenuwen
Slide 23 - Quizvraag
In de tekening zie je het ruggenmerg van binnen. in het ruggenmerg vind je vooral:
A
schakel - en bewegingszenuwcellen
B
schakelzenuwcellen
C
schakel- en gevoelszenuwencellen
Slide 24 - Quizvraag
De hersenen horen bij....
A
Centrale zenuwstelsel
B
Zenuwen
C
De zintuigen
Slide 25 - Quizvraag
De impulsen geven de hersenen informatie. Je hersenen verwerken de informatie en reageren hier weer op. Wat doen je hersenen.
A
Ze doen niks.
Hier wordt alleen de informatie opgeslagen.
B
De hersenen zijn een orgaan.
C
Ze verwerken impulsen en maken impulsen om je spieren aan te sturen.
D
Ze ontvangen impulsen vanuit je zenuwen.
Slide 26 - Quizvraag
Wat doen de kleine hersenen?
A
Zorgen ervoor dat je spieren werken en je in evenwicht blijft
B
Zorgen ervoor dat je dingen in je omgeving waarneemt, zoals licht
C
Sturen bliksemsnelle reacties naar je lijf (reflex)
D
Verdelen de impulsen die binnenkomen vanuit je romp en ledematen naar de rest van je hersenen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is een reflex?
A
Een bewuste reactie vanuit de hersenen
B
Een snelle, onbewuste reactie op een prikkel
C
De weg die impulsen van de zintuigen naar de hersenen afleggen
D
De weg die impulsen bij een reflex afleggen
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een reflexboog?
A
wanneer je uit reflex een boog maakt
B
de weg die impulsen bij een bewuste reactie afleggen
C
de weg die impulsen bij een reflex afleggen
D
de weg die zenuwen bij een reflex afleggen
Slide 29 - Quizvraag
Het hormoonstelsel produceert:
A
Impulsen
B
Zenuwen
C
Hormonen
D
Bloed
Slide 30 - Quizvraag
Thomas doet aan krachttraining waarbij hij intensief 30 minuten de spieren traint. Zijn lichaam maakt meer testosteron aan.
Welk orgaanstelsel regelt de productie van testosteron?
A
Het hormoonstelsel
B
Het nierstelsel
C
Het hersenstelsel
Slide 31 - Quizvraag
Wat wordt er NIET door het hormoonstelsel geregeld?
A
Voortplanting
B
Stofwisseling
C
Pijn
D
Groei
Slide 32 - Quizvraag
De werking van het hormoonstelsel is
A
Langzaam en lang
B
Snel en kort
C
Snel en lang
D
Langzaam en kort
Slide 33 - Quizvraag
1. Het hormoonstelsel regelt processen in het lichaam door hormonen af te geven
2. Het zenuwstelsel regelt processen in het lichaam door impulsen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar
2 niet waar
D
1 nietwaar
2 waar
Slide 34 - Quizvraag
Schakelcel
Bewegingszenuwcel
Gevoelszenuwcel
sleep de juiste namen naar de zenuwcellen
Slide 35 - Sleepvraag
Wat is de functie van hormonen?
A
Hormonen verwerken de impulsen die afkomstig zijn van spiercellen
B
Hormonen zorgen voor het voedsel van het hormoonstelsel
C
Hormonen zorgen voor snelle reacties op prikkels
D
Hormonen regelen de werking van weefsels en organen die er gevoelig voor zijn.
Slide 36 - Quizvraag
De reflexboog van je ooglidreflex gaat via.....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen
Slide 37 - Quizvraag
De reflexboog van je knie reflex gaat via ....
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de kleine hersenen
D
de grote hersenen
Slide 38 - Quizvraag
Het bijzondere van een reflexboog is dat de impulsen...
A
niet eerst langs de hersenen hoeven
B
Direct worden doorgeschakeld naar bewegingszenuwcellen
C
Door de hersenstam of ruggenmerg lopen
Slide 39 - Quizvraag
Hoe verloopt deze reflexboog?
A
Blauw - Geel - Groen
B
Groen - Geel - Blauw
C
Kan beide kanten op
Slide 40 - Quizvraag
Ella wordt geknepen door haar zusje, ze trekt haar arm terug.