Par. 5.7 Basis + Kader

Par. 5.7 
Lesdoelen: 
Persoonlijk voornaamwoord herkennen en benoemen
Bijvoeglijk naamwoord en voortzetsel herkennen en benoemen



1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Par. 5.7 
Lesdoelen: 
Persoonlijk voornaamwoord herkennen en benoemen
Bijvoeglijk naamwoord en voortzetsel herkennen en benoemen



Slide 1 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoord
Filmpje bekijken!

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord

Het persoonlijk voornaamwoord (pvnw) verwijst naar:

 een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.


ik, hij, zij, het, wij, jullie, ons,

jou, ons, hen, mij, hem..........

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Even oefenen:

- Ik ben docent. 
- Hij is erg cool.
- Ik mag jullie erg graag.
- Die vriend van jou.
- Wij zijn aan het fietsen.

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel
Filmpje bekijken!

Slide 6 - Tekstslide

Dansen, fietsen, bewegen
Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Op, in, naast, voor, achter
Utrecht, Martijn, stoel, hond
Het staat vóór het zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Voorzetsel
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijknaamwoord
Lidwoord

Slide 7 - Sleepvraag

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 8 - Tekstslide

Welke voorzetsels ken je?

Slide 9 - Woordweb

Het voorzetsel
Met een voorzetsel kun 
je waar en wanneer 
aangeven. 

Slide 10 - Tekstslide

Oefening: Bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Tekstslide

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 12 - Quizvraag


Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Temperatuur
B
aarde
C
is
D
zorgelijk

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord
B
de/ het/ een
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iemand.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

'Die gekke bril is van mij.'

'mij' is een persoonlijk voornaamwoord
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

'Jouw' is een persoonlijk voornaamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag