TaalCompleet B1 thema 1 herhaling

• NT2
• ISK

TaalCompleet B1 

herhaling thema 1

                              Taalcompleet B1 

Thema 1: herhaling

Grammatica

• Voltooide tijd: regelmatig en onregelmatig 
• Wat ben je aan het doen? 
• Vaste combinaties 
• Hobby's: handige zinnen

Maak zinnen met 'aan het'

Wat doen de kinderen?

Wat doet de vrouw?

Wat doet deze man?

Wat doen deze mannen?

Vaste combinaties

Tijdens mijn studie ga ik 6 maanden stage .............

1. krijgen
2. nemen
3. lopen
4. hebben

Het is al 12 uur en ik heb nog niet ontbeten. Nu ............ ik heel veel honger!

1. krijg
2. heb
3. wil
4. ben

Morgen doe ik voor de derde keer rijexamen. Ik hoop dat ik eindelijk mijn rijbewijs ga .................

1. halen
2. krijgen
3. hebben
4. doen

Ahmed werkt bij de NS. Hij ......... al 12 jaar in dienst bij deze organisatie.

1. heeft
2. komt
3. is
4. blijft

Mijn moeder ... zich zorgen over de gezondheid van mijn oma.

1. heeft
2. is
3. maakt
4. doet

Handige zinnen

Wat vind je spannend?
Maak een zin met "om".

Wat is je hobby?
Maak een zin met "graag".
Schrijf minimaal 4 woorden.

Woordenschat

1. Govert was heel ........ ...... de cursus.
Hij vond dat hij veel leerde.

1. depressief met
2. ideaal voor
3. enthousiast over
4. populair met

2. Dit is een ..... boek als je nieuwe woorden wil leren.

1. stabiel
2. direct
3. ideaal
4. eenzaam

3. Als je een bedrijf hebt, moet je veel ..... doen voor de belastingdienst

1. recht
2. administratie
3. manager
4. uitdaging

4. Het is een goede ..... om elke dag een half uur te wandelen.

1. gewoonte
2. talent
3. karakter
4. milieu

5. Als de docent een fout maakt,
moet ze dat gewoon ...

1. ontstaan
2. opgeven
3. toegeven
4. een rol spelen

6. In 1956 werd Marokko ...
van Frankrijk en Spanje.

1. deskundig
2. onafhankelijk
3. gastvrij
4. onderdeel

7. ... het slechte weer is er vandaag
geen voetbalmatch.

1. ondanks
2. in verband met
3. onder leiding van
4. contact opnemen met

8. Het ... in Nederland bestaat uit veel bossen.

1. landschap
2. woestijn
3. onderdeel
4. ruimte

9. Maak een zin met het woord 'ruimte'.

10. Maak een zin met het woord 'doel'.

11. Maak een zin met het woord 'onafhankelijk'.

12. Maak een zin met het woord 'ideaal'.

13. Maak een zin met het woord 'onderdeel'

14. Maak een zin met het woord 'vertrouwen' in de voltooide tijd.

14. Maak een zin met het woord 'aanraken' in de voltooide tijd.

14. Maak een zin met het woord 'oprapen' in de voltooide tijd.

15. Welke woorden
passen bij
"karakter"?

Ben je klaar voor de toets?

😒🙁😐🙂😃