Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
feiten, meningen en argumenten en spelling
Programma
Lezen: f
eiten, meningen en argumenten
1 / 48
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
48 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
4 videos
.
Lesduur is:
120 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Programma
Lezen: f
eiten, meningen en argumenten
Slide 1 - Tekstslide
Het programma
Lezen: feiten, meningen en argumenten
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen van deze les over hoofdstuk 4
Doel
Je kunt feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen. En je kunt argumenten gebruiken om een standpunt te onderbouwen.
Waarom leer je dit?
Je begrijpt een tekst beter.
Je kunt beter je eigen mening formuleren.
Je kunt gemakkelijker beoordelen of informatie betrouwbaar is.
Slide 3 - Tekstslide
0
Slide 4 - Video
Feiten
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar is:
– Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
Slide 5 - Tekstslide
Meningen en standpunten
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn.
Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens.
Slide 6 - Tekstslide
Argumenten
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.
Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk en immers:
– Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)
Je gebruikt dus argumenten om je standpunt te onderbouwen. Deze argumenten kunnen vervolgens weer meningen of feiten zijn.
Slide 7 - Tekstslide
Feit
/mening/argument
Noem een feit
(kun je controleren)
Noem een mening
Noem een argument
Slide 8 - Tekstslide
een feit:
Slide 9 - Woordweb
een mening:
Slide 10 - Woordweb
1.Wat is een feit?
A
een feit is altijd waar
B
een feit is altijd onwaar
C
een feit is waar of onwaar en je kunt het controleren
D
een feit is waar of onwaar, maar je kunt het niet controleren
Slide 11 - Quizvraag
2.Wat is een mening of standpunt?
A
iets wat je goed vindt, je bent het ermee eens
B
iets wat je vindt, je kunt het eens of oneens zijn
C
iets wat je niet goed vindt, je bent het er niet mee eens
D
iets wat waar is, je kunt het controleren
Slide 12 - Quizvraag
3. Wat geef je aan in een argument?
A
waarom je het met iets eens bent
B
hoe je iets kunt controleren
C
waarom je iets vindt
D
waarom je het met iets oneens bent
Slide 13 - Quizvraag
Feit of mening?
4. Feyenoord is de beste club van Nederland.
A
Feit
B
Mening
Slide 14 - Quizvraag
Feit of mening?
Klas M2D is de leukste klas van het Erasmus College.
A
Feit
B
Mening
Slide 15 - Quizvraag
5. Feit, mening, of argument?
Chocolade is lekker.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 16 - Quizvraag
3
Slide 17 - Video
00:23
6. Het stelt niks meer voor.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 18 - Quizvraag
01:29
0
Slide 19 - Interactieve video
01:29
7. Omdat ik het nooit eerder heb gezien.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 20 - Quizvraag
8. Feit, mening of argument?
Omdat ik morgen naar de tandarts moet.......
A
Feit
B
Mening
C
argument
D
Geen van alle
Slide 21 - Quizvraag
9. feit/mening?
Hij heeft oortjes en staart naar zijn telefoonscherm.
A
feit
B
mening
C
geen idee
Slide 22 - Quizvraag
10. Feit, mening
of argument?
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 23 - Quizvraag
1
Slide 24 - Video
00:09
11. Een spectaculair concert..
Slide 25 - Tekstslide
12. Feit, mening of argument?
Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 26 - Quizvraag
13. Staat hier een feit, mening of argument?
Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 27 - Quizvraag
14. Staat hier een feit, mening of argument?
Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 28 - Quizvraag
Aan de slag!
Maak oefening 1 en 4 vanaf blz. 90.
Slide 29 - Tekstslide
Wat weet je nog over de regels van TT ?
Slide 30 - Woordweb
Bij IK, schrijf je ...
A
IK-vorm
B
IK-vorm + t
Slide 31 - Quizvraag
Bij HIJ / ZIJ / HET, schrijf je ...
A
IK-vorm
B
IK-vorm + t
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Ik
Hij
vind
vindt
loop
wordt
loopt
word
antwoordt
antwoord
biedt
bied
Slide 34 - Sleepvraag
weigeren :
Ik ... te gehoorzamen.
A
weiger
B
weigert
C
weigerdt
D
weigeren
Slide 35 - Quizvraag
weigeren :
De hond ... te gehoorzamen.
A
weigert
B
weigerd
C
weigerdt
D
weigeren
Slide 36 - Quizvraag
houden :
Ik .... van spruitjes.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 37 - Quizvraag
houden :
Hij ... niet van spruitjes
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 38 - Quizvraag
houden :
De kinderen ... van aspergesoep.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 39 - Quizvraag
lachen
De kleuter ... om de clown.
Slide 40 - Open vraag
karten
Ik ... graag met mijn broer.
Slide 41 - Open vraag
karten
Mijn vriend ... graag met mijn broer.
Slide 42 - Open vraag
snijden
Ik ... de groenten in kleine stukjes.
Slide 43 - Open vraag
snijden
Mijn moeder ... de groenten in kleine stukjes.
Slide 44 - Open vraag
snijden
Wij ... de groenten in kleine stukjes.
Slide 45 - Open vraag
rijden
De auto ... voorzichtig over de snelweg.
Slide 46 - Open vraag
glijden
... je oom niet uit over die gladde tegels?
Slide 47 - Open vraag
vergoeden
... hij alle onkosten ?
Slide 48 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Blok 4 Werkwoordspelling 1 BASIS
Februari 2023
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, t
Leerjaar 1,2
persoonsvorm tt - les 1
Mei 2023
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Blok 4 Werkwoordspelling 1 BASIS
Mei 2020
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, t
Leerjaar 1,2
Blok 4 Werkwoordspelling 1 BASIS
Mei 2018
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, t
Leerjaar 1,2
Spelling ww tegenwoordige tijd.
November 2022
- Les met
40 slides
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
persoonsvorm tt - les 1
Januari 2021
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
NN1 les 5: Spelling ww tegenwoordige tijd.
September 2022
- Les met
40 slides
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Blok 4 Spelling deel 2
April 2020
- Les met
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, t
Leerjaar 1,2