2th vragend en aanwijzend voornaamwoord

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Grammatica woordsoorten

- Je weet wat een vragend voornaamwoord  is

- Je weet wat een aanwijzend voornaamwoord is

- Je kunt in een zin de vragende en aanwijzende voornaamwoorden 
    benoemen
     

Slide 2 - Tekstslide

Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vr.vnw): 
wie, wat, welk(e), wat voor (een).

Een vr.vnw staat meestal aan het begin van een vraag.
Voorbeeld: Welke spieren train je met hardlopen?

Wanneer een vr.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.
Voorbeeld: 
Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen?
Wie komen er vanavond op je verjaardag? 
Wie = vragend voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide


Wie heeft dat mooie verhaal geschreven? 
Het vragend voornaamwoord is:
A
Wie
B
dat
C
mooie

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wie is er in een schrikkeljaar geboren? 

Slide 6 - Open vraag


Benoem het vragend voornaamwoord.

Ik weet niet wat we vandaag gaan eten. 

Slide 7 - Open vraag


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wanneer kun je het beste beginnen met leren? 

Slide 8 - Open vraag


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wat voor een hond past bij jou? 

Slide 9 - Open vraag


Benoem het vragend voornaamwoord.

Weet je welke prijs we gewonnen hebben? 

Slide 10 - Open vraag

Noem 2 vragende voornaamwoorden.

Slide 11 - Woordweb

Slide 12 - Video

Aanwijzende voornaamwoorden zijn o.a. die, dit, dat, deze. zulke, zo'n en dergelijke. 

Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord (zn) staan. Het verwijst naar het zn en maakt het zn duidelijker. 

1) Mag ik een pen van jou? (een = lw)
2) Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)

In zin 1) wordt een willekeurige pen bedoeld en zin 2) een specifieke pen. 

Slide 13 - Tekstslide


Wie heeft dat mooie verhaal geschreven? 
Het aanwijzend voornaamwoord is:
A
Wie
B
dat
C
mooie

Slide 14 - Quizvraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Deze vraag vind ik helemaal niet moeilijk. 

Slide 15 - Open vraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Ik heb dit onderdeel altijd al makkelijk gevonden. 

Slide 16 - Open vraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Dergelijke vragen mogen ze me gerust stellen.  

Slide 17 - Open vraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Aanwijzend voornaamwoord vind ik zo'n gemakkelijke woordsoort.  

Slide 18 - Open vraag

Noem 2 aanwijzende voornaamwoorden.

Slide 19 - Woordweb

Sleepvragen om te oefenen

Slide 20 - Tekstslide

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Van
wie
is 
die
mooie
sjaal? 

Slide 21 - Sleepvraag

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Wat
heb
je
met
deze
boeken 
gedaan?

Slide 22 - Sleepvraag

Online oefenen

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 28 - Open vraag

Waar wil je nog uitleg over?

Slide 29 - Open vraag

Extra uitdaging!
Op de volgende slide vind je een oefening met daarin alle voornaamwoorden die we tot nu toe gehad hebben:
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
- vragend voornaamwoord
- aanwijzend voornaamwoord

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link