Spelling H56

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
> Algemene zaken 
> Herhaling tussenletters
> Bespreken directe en indirecte rede
> Bespreken komma's

Slide 2 - Tekstslide

Algemene zaken
Cijfers: schrijftoetsen bijna allemaal klaar
Pitch: voor woensdag indien O-les, eventuele uitloop tot vrijdag.

Slide 3 - Tekstslide

Cijfers komende periode
> Toets spelling H456 (online in week 24)
Eventueel herkansen:
> Toets spelling 123 (op papier op school)
> Toets grammatica H1-6 (digitaal, let op LAATSTE cijfer telt)
> Aanvullend cijfer voor fictie (gedichtopdracht op aanvraag)

> Kijk- en luistertoets (PTO) vervalt.

Slide 4 - Tekstslide

Maak een samenstelling van de woorden:
mes + set

Slide 5 - Open vraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 6 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
ladekast
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 7 - Quizvraag

Wat doe je als je niet kunt horen of je tussenletter -s- moet gebruiken?

Slide 8 - Open vraag

Komma (blz. 184)
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. 
Je zet een komma:
  • tussen twee persoonsvormen of gezegdes
  • tussen twee bijvoeglijke naamwoorden die je van plek kunt wisselen
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en / of)
  • Voor een naam, aanhef of uitroep aan het begin van de zin
  • na een naam, aanhef of uitroep aan het eind van de zin
  • voor maar, want, omdat, doordat, tenzij, terwijl, mits, zodat

Slide 9 - Tekstslide

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens

  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel in de vaatwasser.'


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - 

geen aanhalingstekens

  • Vader zei dat hij de vuile borden wel in de vaatwasser zou zetten.'

Slide 10 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt.  Je citeert.
Om het citaat (dat wat letterlijk  wordt gezegd) zet je aanhalingstekens. 
Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt, maar een komma.
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 11 - Tekstslide

'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 12 - Quizvraag

In de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Plaats leestekens en hoofdletters
carlo zei vanmiddag mogen we bij mij thuis gamen
diny vraagt aan haar teamleden waar is de ballentas
mijn moeder zei je moet om acht uur thuis zijn
ik vroeg mijn zusje wat wil je voor je verjaardag hebben

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden:

Slide 15 - Tekstslide

Vragen?

Slide 16 - Tekstslide