Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Nederlands - H1 Spreekwoorden en uitdrukkingen
Nederlands H1
Spreek
Woorden
1 / 20
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
In deze les zitten
20 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
3 videos
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Nederlands H1
Spreek
Woorden
Slide 1 - Tekstslide
Spreekwoord:
Een korte uitspraak die een wijsheid of les bevat.
Niet
letterlijk
maar figuurlijk...
Slide 2 - Tekstslide
Voorbeeld:
Met lange tanden eten
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
1
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Typisch Nederlands...
Slide 7 - Tekstslide
IJsland
Zweden
Slide 8 - Tekstslide
Arabisch
Engeland
Slide 9 - Tekstslide
Spreekwoorden
Hoofdstuk 1
Wat weet je al?
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de betekenis van:
De appel valt niet ver van de boom
A
Kinderen lijken vaak op hun ouders
B
Jouw eigen kind of kinderen
C
Het is nergens beter dan thuis
D
Mensen veranderen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
Geen kind hebben aan iemand
A
Geen kinderen hebben
B
Jouw eigen kind of kinderen
C
Heel goede vrienden zijn
D
Geen last van iemand hebben
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
Iemand met open armen ontvangen.
A
Geen last hebben van iemand.
B
Het fijn vinden dat iemand er is.
C
Iemand enthousiast ontvangen.
D
Mensen veranderen.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
Het zijn dikke vrienden
A
Ze zijn allebei dik
B
Heel goede vrienden zijn.
C
Mensen veranderen
D
Kinderen lijken vaak op hun vrienden
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
Je eigen vlees en bloed.
A
Jouw eigen kind of kinderen.
B
Heel goede vrienden zijn.
C
De appel valt niet ver van de boom
D
Je eigen vlees kopen.
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
Jong geleerd, oud gedaan.
A
Je kan iets pas als je ouder bent.
B
Kleine kinderen worden groot.
C
Van iets wat je jong leert, heb je later veel voordeel
D
Op school leer je voor later.
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
Kleine kinderen worden groot.
A
Je wordt steeds groter.
B
Mensen veranderen.
C
Jong geleerd, oud gedaan.
D
De appel valt niet ver van de boom.
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
Oost west, thuis best.
A
Het gras is altijd groener bij de buren
B
Thuis staat in het oosten.
C
Je eigen bed slaapt het lekkers.
D
Het is nergens beter dan thuis.
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
Van je familie moet je het hebben.
A
Een familielid bezorgt je soms nadeel, zonder dat je dat verwacht had.
B
Iemand enthousiast ontvangen.
C
Iets met familie.
D
Heel goede vrienden zijn, net zoals je familie.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de betekenis van:
Oud en wijs genoeg zijn.
A
Ik kan het zelf!
B
Ik kan het zonder hulp van mijn ouders.
C
Mensen veranderen.
D
Verstandig genoeg zijn om je eigen beslissingen te nemen.
Slide 20 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Spreekwoorden en Gezegden - Nederlands
Mei 2024
- Les met
50 slides
Spreekwoorden
Oktober 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 6-8
Spreekwoorden 1T
December 2021
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
spreekwoordenles
November 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
spreekwoorden en gezegde
Oktober 2024
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Oktober 2023
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
spreekwoordenles
Januari 2024
- Les met
19 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 8
Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes
December 2022
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2