examentraining havo les 1

Examentraining 
               Het is leuk als je je camera aanzet, zodat we je kunnen zien. Dit is niet verplicht.
               Zet je geluid alleen aan als je wat zegt.
               Wil je wat zeggen of vragen? Klik op het handje.
               In de chat mag je ook je vraag stellen of reageren.
               Zet de galerie/gallery stand aan om meer deelnemers tegelijk te zien.





1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Examentraining 
               Het is leuk als je je camera aanzet, zodat we je kunnen zien. Dit is niet verplicht.
               Zet je geluid alleen aan als je wat zegt.
               Wil je wat zeggen of vragen? Klik op het handje.
               In de chat mag je ook je vraag stellen of reageren.
               Zet de galerie/gallery stand aan om meer deelnemers tegelijk te zien.





Slide 1 - Tekstslide

Today
  • Je staatsexamen
  • Het college examen
  • Vraagsoorten
  • Huiswerkopdracht

Slide 2 - Tekstslide

Je staatsexamen
Het centraal schriftelijk eindexamen 
Het college examen:

- schrijfvaardigheid (les 2 en 3)
- mondeling (Les 4)

Slide 3 - Tekstslide

Het centraal examen
tekstboekje - 13 teksten
vragenboekje - 42 vragen
antwoordblad

hulpmiddelen: woordenboek eng-nl

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

What does a text consist of? 
Om deze vraag te beantwoorden, is het even belangrijk om te kijken naar de verschillende vragen die je tijdens een examen kunt krijgen. 
We zien vier verschillende soorten vragen die heel vaak gesteld worden:

1. Introductie van het onderwerp
2. Argumenten voor of tegen
3. Vragen van deskundigen
4. Voorbeelden

Slide 7 - Tekstslide

1. Introduction of the topic
  • In een tekst wordt het onderwerp vaak in de eerste alinea geïntroduceerd.
  • CITO stelt vaak vragen over het onderwerp
  • Kijk goed naar de verschillende vragen die ze stellen, want ze kunnen op drie manieren worden gecategoriseerd

Slide 8 - Tekstslide

1. Introduction of the topic
 Vraag: Wat is de kern van alinea 1?
Antwoord: link met titel + plaatje

Wat zegt de titel en het plaatje jou? 

Slide 9 - Tekstslide

Het goede antwoord is 'C'
Want er staat 'spare', waarvan je misschien weet of aan hoe je het schrijft af kunt lezen dat het 'spaar' betekent. 'Wily' moet je misschien opzoeken, maar betekent 'sluw'. Dit is geen heel negatieve manier om een dier aan te duiden, dus daar kun je al uit halen dat de schrijver niet heel negatief is over de dieren. 

Slide 10 - Tekstslide

Let's do another one of these
Take a close look at what is actually being said in the text

Slide 11 - Tekstslide

What's the correct answer?
A
B
C
D
E

Slide 12 - Poll

The correct answer is C  
But why?

Slide 13 - Tekstslide

1. Introduction of the topic
Okay, now we've looked at the simple question 'wat is de kern van alinea 1'.
That is one of the three possible questions you get in the beginning of a text. 
The other two options are: 
- Wat wordt er gezegd over ....? 
-Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat wordt er gezegd over ...?
Let op! CITO helpt je hier altijd op weg. De titel is in dit geval waarschijnlijk niet helemaal duidelijk en daarom geven ze je informatie in het gedeelte waarin ze zeggen 'over ...'. 

Slide 15 - Tekstslide

Let's look at an example
Cito geeft je de volgende informatie: alinea 1 gaat over vegetarisme en trekt daar een conclusie. 

Slide 16 - Tekstslide

Let's look at an example
The correct answer is: C
A: there are no harmful side-effects to vegetarianism. 
B: Not mentioned and not a conclusion.
D: It will not lead to more traffic. That is only mentioned to compare the emission.

Slide 17 - Tekstslide

Open vragen
Natuurlijk heeft CITO ook open vragen. 
Het is heel goed mogelijk dat de eerste vraag van de tekst een open vraag is. In dat geval zal CITO opnieuw veel interessante informatie geven. 
Waarom deze open vragen: omdat de titel moeilijk is. 
Wat gebruik je om het antwoord te vinden: 
de titel, de afbeelding en de informatie die je uit de vraag haalt.

Slide 18 - Tekstslide

voorbeeld
Je ziet dat de open vraag je best veel informatie geeft. Namelijk, dat de tekst gaat over het krimpen van de aantallen rode eekhoorns. Dat is belangrijke informatie die je zomaar cadeau krijgt. 

Slide 19 - Tekstslide

Goede antwoord: een antwoord met de volgende strekking:
een (pokken)virus (dat wordt verspreid door grijze eekhoorns)
of
een besmettelijke ziekte

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

What information does the question give you? Answer in Dutch or English. whatever you prefer.

Slide 22 - Open vraag

What is the correct answer?

Slide 23 - Tekstslide

What is the correct answer?
Transparancy
Reform
Recreation
Racism
Something else

Slide 24 - Poll

Different arguments
Argumentenvragen voor of tegen zijn niet per se een bepaald soort vragen, maar je moet ze in een tekst wel kunnen herkennen. Dat doe je door naar de grote lijn van de tekst te kijken en te kijken wat er daarover wordt gezegd. Is het iets dat de grote lijn ondersteunt, dan is het waarschijnlijk een argument voor. Is het iets dat de grote lijn tegenspreekt, dan is het waarschijnlijk een tegenargument.

Slide 25 - Tekstslide

Arguments in favor
Als je argumenten moet zoeken die voor het algemene idee achter een tekst pleiten, is dat niet zo moeilijk. 

Stel vast (of haal dit uit de eerste vraag) wat het algemene idee van de tekst is. Bepaal vervolgens wat de belangrijkste argumenten zijn voor de ideeën achter de tekst.

Slide 26 - Tekstslide

Counterarguments/ arguments against
Als je argumenten tegen het hoofdpunt van de tekst moet zoeken, is het belangrijk om naar onderstaand schema te kijken.
grote lijn ------------------------ maar, (tegenargument) ------------------------------> toch ------------------>

Ergens in dit 'schema' zul je het antwoord op de vraag vinden. Het hangt af van hoe je tekst eruit ziet waar je het zult vinden.

Slide 27 - Tekstslide

Misschien herinner je je de grote lijn van deze tekst nog van de vorige les: de aantallen rode eekhoorns krimpen. Nu moet je echter op zoek naar de grote lijn van deze alinea.

Slide 28 - Tekstslide

grote lijn ------------------------> maar, (tegenargument) ------------------------------> toch ------------------>
Schrijf het schema op. 

Slide 29 - Tekstslide

Schema
grote lijn ------------------------> maar, (tegenargument) ------------------------------> toch ------------------>

eekhoorns worden meer gegeten ------------------------> HOWEVER, eekhoornvlees is erg slank en bevat niet voldoende vet om ervan te kunnen blijven leven. 
Goede antwoord: B
 

Slide 30 - Tekstslide

Another example
Eerst doen we vraag 1, om in beeld te krijgen wat de grote lijn van de tekst is. Die is namelijk belangrijk om de tegenargument vraag te maken. 

Slide 31 - Tekstslide

CITO geeft je bij vraag 1 geen informatie over de grote lijn

Slide 32 - Tekstslide

grote lijn ------------------------> maar, (tegenargument) ------------------------------> toch ------------------>

Slide 33 - Tekstslide

grote lijn ------------------------> maar, (tegenargument) ------------------------------> toch ------------------>
er zijn steeds meer vrouwen die in de wetenschap actief zijn  ------------------------> BUT, progress has been slower than in other parts of society (then, a lot of examples follow)

Slide 34 - Tekstslide

Signal words 
Als je een contrast zoekt, moet je altijd aan de volgende verbindingswoorden denken: but, however, while, nevertheless, whereas. 
Iets speciaals met 'while', dit kan gebruikt worden als contrast, maar ook om aan te geven dat iets tegelijk met iets anders gebeurde (terwijl). 
Merk op dat CITO het vooral als contrast gebruikt!

Slide 35 - Tekstslide

Let's do one more example

Slide 36 - Tekstslide

On to the next topic

Slide 37 - Tekstslide

Expert questions
  • Vragen van experts: wat zeggen ze?
  • Bij expertenvragen gaat het om een soort expert die iets zegt over het onderwerp van de tekst. 
  • Een expert kan zijn: een politieagent, een burgemeester, een wetenschapper, een politicus, een journalist, enz.

Slide 38 - Tekstslide

Expert questions - tips
1. Kijk wie de expert is (naam, beroep). De naam van de expert wordt vaak genoemd in de vraag. 
2. Zoek naar de aanhalingstekens " ". Wat tussen deze aanhalingstekens staat, bevat vaak het antwoord.

Slide 39 - Tekstslide

Expert questions
Belangrijk!
CITO moet altijd drie of vier mogelijke antwoorden verzinnen. Slechts één van die antwoorden is het juiste, dus moeten ze twee of drie foute antwoorden verzinnen. 
De foute antwoorden bevatten vaak dingen die in de tekst tussen aanhalingstekens staan!

Slide 40 - Tekstslide

Why is this an 'expert' question? How do you see that? 

Slide 41 - Tekstslide

Example

Slide 42 - Tekstslide

Practise on your own! 
https://www.examenblad.nl/examen/engels-havo-2/2018/havo?topparent=vg41h1h4i9qd
Read the text 'Cinderella is a fairy tale' and do the four corresponding questions. 
Question 15 is an introductory question. 
Question 16 and 18 are expert questions. 
Question 17 is an example-question, which we will discuss later.
timer
10:00

Slide 43 - Tekstslide

Question 15
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 44 - Quizvraag

Question 16
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 45 - Quizvraag

Wie wordt door Viv Regan als voorbeeld genoemd van “the ugly
stepsisters of the commentariat” (alinea 2)?
Schrijf de naam van deze persoon op.

Slide 46 - Open vraag

Question 18

Slide 47 - Woordweb

What did you learn this lesson?

Slide 48 - Woordweb

Are there things that are still unclear?

Slide 49 - Woordweb

Homework for the next lesson:
Do the havo exam 2018

Next lesson: 
- we'll look at some questions
- The writing exam

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Niet A: het is juist andersom: de dieren zijn gevaarlijker voor mensen
niet C: er is juist teveel hout
niet D: de dieren hebben de bossen nodig voor voedsel maar door de bomen krijgen de bessenstruiken geen kans 
Het antwoord is B

Slide 52 - Tekstslide