Lesson 3.5 14 dec

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

 Today

• Check homework exercises

• Pronunciation vocabulary 3.3

• Explain grammar: word order

• Work on homework exercises

• Play Quizlet about vocabulary 3.1 & 3.2?

Check homework 

Exercise 15 & 16

page 102

Check homework 

Exercise 15 & 16

page 102

Vocabulary

Page 180

Pronunciation vocabulary 3.3

Repeat the words

Please take

your notebook in

front of you

Word order

always (altijd)

never (nooit)

sometimes (soms)

often (vaak)

usually (meestal)

Word order

Waar zet je deze woorden in de zin?

Ik doe vaak de afwas.   >   I often do the dishes.

Bart leest soms boeken.   >   Bart sometimes reads books.

1. VOOR het hoofdwerkwoord

Sally hockeyt altijd op maandag.   >   Sally always plays hockey
on Monday.

Word order

Ze is niet altijd blij.   >   She isn't always happy.

Mijn zussen zijn vaak thuis.   >  My sisters are often at home.

2. NA een vorm van 'to be'

Word order

3. TUSSEN twee werkwoorden in

Zij hebben meestal veel huiswerk.   >  They have usually got a lot of homework.

Ik kan 's nachts nooit slapen.   >  I can never sleep at night.

Study: Vocabulary 3.3 (page 180)

Do: Exercise 2AB (GB page 17)

Do: Exercise 27 (page 110)

Monday the 18th of December