M 1 Present Simple (herhalen)

Classroom
Rules
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Classroom
Rules

Slide 1 - Tekstslide

Today you are going to...
  • Complete a word search puzzle in pairs
  • Learn how to use the present simple tense 
  • Watch a video based on the simple present tense
  • Complete activities based  the simple present tense

Slide 2 - Tekstslide

What activities do you do everyday?

Slide 3 - Woordweb

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
We use present simple tense to talk about things we do often.
ik fiets
jij loopt
hij eet
zij kookt
zij lezen
I cycle
you walk
he eats
she cooks
They read

Slide 4 - Tekstslide

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
we praten
jullie schrijven
zij studeren

we talk
you write
they study

Slide 5 - Tekstslide

Rules/Regels
Pronoun + verb / Pronoun + werkword
+ cycle to school everyday - Ik fiets elke dag  naar school
You + cycle to school everyday - Ik fiets  elke dag naar school
We + cycle to school everyday - Wij fietsen elke dag naar school 
He + cycle(s) to school everyday - Hij fiets elke dag naar school
We + cycle to school everyday - Wij fietsen elke dag naar school 
They + cycle to school everyday Zij fietsen  elke dag naar school

Slide 6 - Tekstslide

Write one sentence
in the present simple
/ Schrijf een zin
in de tegenwoordige tijd

Slide 7 - Woordweb

Present simple
He ..... (to go) to school on Mondays.
A
go
B
goes
C
goed

Slide 8 - Quizvraag

Present simple
They ....... (to walk) everyday.
A
walks
B
walk
C
walking

Slide 9 - Quizvraag

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks
C
talking

Slide 10 - Quizvraag

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears
C
wearing

Slide 11 - Quizvraag

She (to eat) breakfast every morning.
A
eats
B
eat
C
eating

Slide 12 - Quizvraag

We usually(to cycle)to the market on Saturdays.
A
cycle
B
cycles
C
cycling

Slide 13 - Quizvraag

He (to run) a marathon every week
A
run
B
ran
C
runs

Slide 14 - Quizvraag

They always (to dance)to Billie Eilish songs.
A
dance
B
dances
C
dancing

Slide 15 - Quizvraag

She (to cook) every day.
A
cook
B
cooking
C
cooks

Slide 16 - Quizvraag

We (to read) every day.
A
read
B
reading
C
reads

Slide 17 - Quizvraag

What did you learn today?
Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 18 - Woordweb