T3 VTD herh vocA, hd 10D (p53): le verbe au singulier/ pluriel
il y a
A
hij heeft
B
er is ,er zijn
C
hij is
1 / 21
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
il y a
A
hij heeft
B
er is ,er zijn
C
hij is
Slide 1 - Quizvraag
fier, fière
A
trots
B
perfect
C
sportief
D
vlot
Slide 2 - Quizvraag
gêné(e)
A
geen
B
gestrest
C
beroemd
D
in verlegenheid gebracht
Slide 3 - Quizvraag
puis
A
puist
B
vroeger
C
daarna
D
omdat
Slide 4 - Quizvraag
chuchote
A
schreeuwt
B
praat
C
zingt
D
fluistert
Slide 5 - Quizvraag
se cache
A
verstopt zich
B
wast zich
C
verbetert zich
D
noemt zich
Slide 6 - Quizvraag
le soir
A
de nacht
B
de dag
C
de avond
D
de middag
Slide 7 - Quizvraag
sourit
A
lacht
B
glimlacht
C
grinnikt
D
schaterlacht
Slide 8 - Quizvraag
un narrateur
A
een nar
B
een verteller
C
een clown
D
een leraar
Slide 9 - Quizvraag
la robe, la jupe
A
de jurk, de rok
B
de rok, de jurk
C
de garderobe, de jurk
D
de garderobe, de rok
Slide 10 - Quizvraag
s'approche
A
gaat naar huis
B
heeft nodig
C
komt dichterbij
D
brengt in orde
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Met welke 3 letters eindigt een werkwoord in het meervoud (ils/ elles)?
Slide 13 - Open vraag
Je _________ l'histoire
A
raconte
B
racontes
C
racontent
Slide 14 - Quizvraag
On ________ les yeux
A
couvre
B
couvres
C
couvrent
Slide 15 - Quizvraag
Pourquoi est-ce que tu _____ mon travail?
A
fais
B
fait
C
font
Slide 16 - Quizvraag
Elle _______ un ami
A
veux
B
veut
C
veulent
Slide 17 - Quizvraag
Les beaux chats _______
A
saute
B
sautes
C
sautent
Slide 18 - Quizvraag
Le chat _______ sa tête dans la boîte
A
met
B
mets
C
mettent
Slide 19 - Quizvraag
Tu _______ une soeur?
A
a
B
as
C
ont
Slide 20 - Quizvraag
Elles _______ leur travail
A
finis
B
finit
C
finissent
