hww zww kww

zww, hww of kww?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

zww, hww of kww?

Slide 1 - Tekstslide

Een zww is....
A
een ww dat helpt om een gezegde te maken.
B
een ww dat iets aan het ow koppelt.
C
het belangrijkste ww in de zin.

Slide 2 - Quizvraag

Ik ben gisteren op een verjaardag geweest.
zww?
A
ben
B
geweest

Slide 3 - Quizvraag

Hij is van zijn stoel gevallen.
zww?
A
is
B
gevallen

Slide 4 - Quizvraag

Hij liep over het strand.
zww?
A
liep
B
strand
C
over
D
Hij

Slide 5 - Quizvraag

Ik heb vanmorgen de hond uitgelaten.
Wat is het hww?
A
Heb
B
Uitgelaten

Slide 6 - Quizvraag

Jan lijkt groter dan Erik.
Wat is het woord 'lijkt'?
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb altijd al willen vliegen.

HWW=
A
heb
B
heb vliegen
C
willen
D
heb willen

Slide 8 - Quizvraag

Er staat altijd een HWW in de zin.
A
juist
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

De dokter had haar onderzocht.

HWW =
A
onderzocht
B
had
C
dokter
D
de

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het HWW?
Ik wil later dokter worden.
A
ik
B
wil
C
dokter
D
worden

Slide 11 - Quizvraag

Deze film wordt veel bekeken.
Wordt is een...
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Koppelwerkwoord (kww)

Slide 12 - Quizvraag

Peter wordt vandaag 80.
Wat is het woord 'wordt'?
A
kww
B
hww
C
zww

Slide 13 - Quizvraag

Kunnen er meerdere hww in een zin staan?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Is 'heb' een zww of een hww?

Ik heb al gegeten.
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 15 - Quizvraag

Ik word altijd tijdens voetbal ingemaakt.
Wat is het hww?
A
word
B
Ik
C
wordt ingemaakt
D
ingemaakt

Slide 16 - Quizvraag

Hij is naar huis gegaan.
Wat is het hww?
A
is
B
gegaan
C
is gegaan

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het HWW?
Ik wil later dokter worden.
A
wil
B
worden

Slide 18 - Quizvraag