Grammatica Blok 4

Grammatica Blok 4 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica Blok 4 

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
Lesdoel
Weet je het nog? (4.6)
Samenwerken
Persoonlijk voornaamwoord (4.7)
- Pauze - 
Samen & zelfstandig werken
Bezittelijk voornaamwoord (4.8)
Zelfstandig werken
Einde les 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Je weet:
  • Hoe je de verschillende woordsoorten in een zin benoemt
  • Je kunt het persoonlijk voornaamwoord en het bezittelijk voornaamwoord in een zin benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog? (4.6)
  • ww
  • lw
  • znw
  • bnw
  • vz 

Slide 4 - Tekstslide

werkwoord (ww)
  • Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.
       fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen…
  • geeft aan dat er gebeurt iets.
       sneeuwen, hagelen, waaien, regenen…
  • geeft aan dat iemand is iets.
       zijn, worden, lijken, blijven…
  • Werkwoorden kunnen veranderen in de zin.
       Ze geven aan in welke tijd (tegenwoordige of verleden tijd) de zin staat.

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoord (lw)
Lidwoorden staan vóór het zelfstandig naamwoord. 
Er zijn drie lidwoorden:

  • de
  • het ('t)
  • een ('n)




Slide 6 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord (znw)
Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten: 
  • dieren
  • mensen
  • dingen
  • aardrijkskundige namen (plaatsen, rivieren etc.)
  • (eigen)namen





Slide 7 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord (bnw)
  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  • geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan
  • staan vaak voor een zelfstandig naamwoord


Slide 8 - Tekstslide

voorzetsel (vz)
de meeste voorzetsels kun je invullen op de puntjes:
..... de kamer
..... het feest
...... het bureau
....... de kast
Een vz staat nooit los in een zin -> altijd onderdeel van een zinsdeel

Slide 9 - Tekstslide

Samenwerken

Slide 10 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
-> verwijzen naar personen, dieren of zaken

Wat is het verschil tussen deze zinnen?
- Het is opgeknapt.
- Het weer is opgeknapt.


Slide 11 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Hun
Ik geef hun de eerste keuze
Wat is hun in deze zin? ond/lv/mv?

Hen: 
Ga je hen ook helpen tijdens de verhuizing? 
Heb je aan hen de weg gevraagd? 
Wat is hen in de 1e zin? ond/lv/mv?  En wat staat er voor hen in de 2e zin?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig & samenwerken
Maak opdracht 9 zelfstandig en vergelijk daarna de antwoorden met je buurman/buurvrouw 

- Stilte bij het zelfstandigwerken
- zachtjes praten bij het samenwerken
- heb je een vraag dan steek je je vinger op

Slide 14 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
-> geeft een bezit aan 
ze kunnen voor een zn staan, maar ook los in de zin

Kijk naar het verschil:
- Mijn telefoon is zoek.
- Mag ik de jouwe gebruiken?


Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig & samenwerken
Maak opdracht 12 en 13 zelfstandig en vergelijk daarna de antwoorden met je buurman/buurvrouw 

- Stilte bij het zelfstandigwerken
- zachtjes praten bij het samenwerken
- heb je een vraag dan steek je je vinger op

Slide 16 - Tekstslide

Einde les
Korte samenvatting
Nog vragen?

Huiswerk voor a.s. donderdag: 
Grammatica blok 4 : 4.6 opdr. 7
                                            4.7 opdr. 9 en 10 
                                            4.8 opdr. 12 en 13                                                              

Slide 17 - Tekstslide