Bist du fertig? Maak de test jezelf (3.1 & 3.2) en / of oefen met de woordtrainer.
timer
8:00
Slide 3 - Tekstslide
Kapitel 1 Grammatik AB
Kapitel 3
Grammatik B
Der Imperativ
De gebiedende wijs
Slide 4 - Tekstslide
Der Imperativ
Met de gebiedende wijs druk je uit dat iemand iets moet doen. Bijvoorbeeld: Rook niet zo veel! Slaap lekker!
Welke vorm je gebruikt, hangt af van de persoon tegen wie je spreekt. - Enkelvoud > 1 persoon - Meervoud > 2 of meer personen - Beleefdheidsvorm > personen, die je met u aanspreekt.
De drie vormen kun je afleiden van de tegenwoordige tijd.
Slide 5 - Tekstslide
Der Imperativ
Enkelvoud
Je neemt de jij-vorm van het werkwoord. Je laatduen de uitgang (s)t weg.
kaufen - dukaufst Kauf Energielampen, Joachim!
genießen - du genießt Peter, genieß das Leben!
warten - du wartestWarte, Paul!
Slide 6 - Tekstslide
Der Imperativ
Meervoud Je neemt de jullie-vorm van het werkwoord. Je laat ihr weg.
kaufen - ihr kauft Kauft Energielampen, Joachim und Kristin!
genießen - ihr genießt Peter und Sophie, genießt das Leben!
warten - ihr wartet Wartet, Paul und Rita!
Slide 7 - Tekstslide
Der Imperativ
Beleefdheidsvorm Je neemt de u-vorm van het werkwoord. Je zet Sie achter het werkwoord.
kaufen - Sie kaufen Kaufen Sie Energielampen, Herr Götze!
genießen - Sie genießen Frau Kimmich, genießen Sie das Leben!
warten - Sie warten Warten Sie, Herr Müller!
Slide 8 - Tekstslide
Der Imperativ
Sterke werkwoorden met een -e in de stam (essen) krijgen in het enkelvoud wel een e/i-Wechsel.
Sterke werkwoorden met een -a in de stam (fahren) krijgen in het enkelvoud geen a/ä-Wechsel.
enkelvoud
meervoud
beleefdheid
essen
Iss!
Esst!
Essen Sie!
enkelvoud
meervoud
beleefdheid
fahren
Fahr!
Fahrt!
Fahren Sie!
Slide 9 - Tekstslide
Der Imperativ
De werkwoorden haben en sein zijn onregelmatig.
enkelvoud
meervoud
beleefdheid
haben
Hab!
Habt!
Haben Sie!
sein
Sei!
Seid!
Seien Sie!
Slide 10 - Tekstslide
Der Imperativ
Wederkerende werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord.