uiteenzetting, betoog en beschouwing

Uiteenzetting, betoog en beschouwing
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Uiteenzetting, betoog en beschouwing

Slide 1 - Tekstslide

Noteer een ding wat je van de theorie onderbouw is bijgebleven.

Slide 2 - Woordweb

Weet jij al wat het verschil is tussen:
Uiteenzetting
Betoog
Beschouwing?

Slide 3 - Tekstslide

Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Stelling
Argumenten
Eenzijdig
Veelzijdig
Subjectief
Objectief

Slide 4 - Sleepvraag

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe een uiteenzetting is opgebouwd en welke manieren je daarbij kan inzetten;
  • weet je weer wat een uiteenzetting, betoog en beschouwing zijn en kun je onderscheid maken tussen deze drie;
  • heb je geoefend met  een betogende tekst, een uiteenzetting en beschouwing

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide


Uiteenzetting:
- doel: informeren
- tekst is objectief
- staan feiten, toelichting of voorbeelden
- hoofdgedachte is een constatering (vaststellen van een
   feit of een verschijnsel)
- motiverende titel (maakt lezer nieuwsgierig)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide



  Betoog

- doel: Overtuigen
- standpunt is hoofdgedachte van de tekst
- geeft argumenten, tegenargumenten
  en weerleggingen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide


Beschouwing

- doel: opiniëren (lezer zelf gaat nadenken)
- geeft voor- en nadelen / verschillende meningen van
   deskundigen / oorzaken en gevolgen / verschillende
   oplossingen

Slide 11 - Tekstslide

Uiteenzetting
  • Informatief: je doel is informeren
  • Objectief, dus je geeft niet je eigen mening 
  • Geef de mening van anderen op een objectieve manier weer
  • Vooral feiten die waar en controleerbaar zijn én uitleg met voorbeelden.
  • Geef bij belangrijke gegevens de bronnen waaruit de informatie komt (APA)

  • Hoofdgedachte is een constatering
  • Diverse tekststructuren mogelijk
  • In een zakelijke stijl geschreven
  • Duidelijke (onder)titel waarin je het onderwerp benoemt of  stel er een feit in 

Slide 12 - Tekstslide

Inleiding
* Visitekaartje van je tekst
* De aandacht van de lezer trekken
* Introductie van het onderwerp

Slide 13 - Tekstslide

Middenstuk
* meerdere alinea's
* boodschap van de tekst wordt
duidelijk
* feitelijke informatie wordt
overgebracht
* uitleg van de informatie
staat centraal
* uitwerking van verschijnsel, vraag,
onderzoek of probleem

Slide 14 - Tekstslide

Slot
* mooie afsluiting van de tekst
* het is de uitsmijter
* Conclusie, samenvatting of oplossing

Slide 15 - Tekstslide

Mogelijke tekststructuren: 
- vraag/antwoordstructuur 
- voor- en nadelenstructuur 
- verklaringsstructuur 
- aspectenstructuur 
- verleden/heden/toekomststructuur 

Slide 16 - Tekstslide

Betoog

Slide 17 - Tekstslide

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 18 - Quizvraag

Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 19 - Quizvraag

Kenmerken betoog:
Het tekstdoel is overtuigen.
De schrijver geeft in de tekst zijn mening.
Je schrijft een betoog naar aanleiding van een stelling.
 De schrijver geeft argumenten voor zijn mening.
De schrijver geeft drie argumenten voor de stelling
De schrijver geeft een (of twee) tegenargument (en) en weerlegt dit (deze) bij een publiek dat het niet met je eens is

Slide 20 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
  • Tegenargument: je gaat in op het standpunt van de andere partij. Je ontkracht als het ware het standpunt.
  • Weerlegging: je gaat in op het argument van de andere partij en je ontkracht het tegenargument. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Wie probeert Lubach met dit filmpje te overtuigen?
A
Vegetariërs
B
Groenlinksstemmers
C
Vleeseters
D
De politiek

Slide 23 - Quizvraag

Hoe weerlegde Lubach het argument dat we geen vlees mogen eten, omdat dat zielig is voor de dieren?

Slide 24 - Open vraag

Wat was Lubach zijn hoofdargument waarom we toch minder vlees moeten eten?

Slide 25 - Open vraag

Beschouwing
Een beschouwing is een tekst die de lezer aan het denken wil zetten over een bepaalde kwestie. Het onderwerp van een beschouwing is een probleem of kwestie. In een beschouwing wordt het onderwerp van verschillende kanten belicht. In een beschouwing laat je het oordeel aan de lezer over. De hoofdgedachte van een beschouwing is meestal een opsomming van oplossingen, voor- en nadelen of verklaringen.

Slide 26 - Tekstslide

Beschouwing
Een beschouwing is een objectieve tekst waarin de schrijver een onderwerp van verschillende kanten belicht , bijvoorbeeld door het geven van oorzaken, oplossingen en voor- en nadelen. Door het aanbieden van verschillende standpunten  kan de lezer een goed beeld krijgen van het onderwerp en zich daar een oordeel over vormen

Het tekstdoel van een beschouwing is de lezer aan het denken zetten. Dit tekstdoel zit een tussen informeren (objectief informatie geven) en overtuigen (je eigen mening geven) in. We noemen het tekstdoel van de beschouwing opiniërend.


Slide 27 - Tekstslide

Beschouwing
Een tekst waarin je verschillende aspecten van één onderwerp belicht, noem je een beschouwing. 

Het doel van zo'n tekst is: de lezer eerlijk afgewogen informatie geven, zodat deze zichzelf een mening kan vormen = opiniëren.

Slide 28 - Tekstslide

Abortus, rechtvaardig of niet?
Het aantal abortussen in Nederland is sinds 1993 met bijna 50% gestegen. Jaarlijks worden in ons land zo’n 18000 zwangerschappen afgebroken door middel van een kunstmatig opgewekte abortus, wetenschappelijk ook wel abortus provocatus genoemd. De meningen over abortus verschillen sterk. Deze uiteenlopende meningen zijn vaak het gevolg van  verschillende ethische visies.                   

Slide 29 - Tekstslide

Welk tekstdoel heeft deze tekst?
A
Betogen (overtuigen)
B
Activeren (overhalen iets te doen)
C
Beschouwen (aan het denken zetten, van verschillende kanten laten zien)
D
Informeren (feiten)

Slide 30 - Quizvraag

Welke van de volgende teksten is geen beschouwing?
A
artikel over keuzes rondom dure geneesmiddelen
B
artikel waarin gepleit wordt voor vaccinatieplicht
C
artikel waarin verschillende soorten duurzame energie kritisch besproken worden
D
artikel waarin oplossingen voor wapenbezit onder jongeren worden gegeven

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het doel van een beschouwing?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
amuseren

Slide 32 - Quizvraag

Opbouw van de beschouwing


Inleiding
Middenstuk
Slot

Slide 33 - Tekstslide

Opbouw beschouwing (2)
Inleiding:       

- voorbeeld/anekdote
 - geschiedenis
 - actualiteit


Slide 34 - Tekstslide

Opbouw beschouwing (3)
Kern/Middenstuk:      
  
- voor- en nadelen structuur
- verleden/heden/toekomststructuur
- verklaringsstructuur
- probleem- oplossingenstructuur


Slide 35 - Tekstslide

Opbouw beschouwing (4)
Slot:      
  
- terugkomen op de hoofdvraag
- samenvatting of conclusie
- cirkel rond (terugkomen op de inleiding



Slide 36 - Tekstslide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter? Wat ga je daarvoor doen?

Slide 37 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 38 - Open vraag