Hieronder zie je het nettowinstschema. Wat moet er op plek 1 komen te staan?
A
Afzet
B
Exploitatiekosten
C
Inkoopwaarde van de omzet
D
Omzetbelasting
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
VerkoopcijfersMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Hieronder zie je het nettowinstschema. Wat moet er op plek 1 komen te staan?
A
Afzet
B
Exploitatiekosten
C
Inkoopwaarde van de omzet
D
Omzetbelasting
Slide 1 - Quizvraag
Hieronder zie je het nettowinstschema. Wat moet er op plek 2 komen te staan?
A
Afzet
B
Exploitatiekosten
C
Inkoopwaarde van de omzet
D
Omzetbelasting
Slide 2 - Quizvraag
Een artikel wordt in de winkel verkocht voor een consumentenprijs van € 34,95. De btw is het hoge tarief. Hoeveel btw betaalt de klant voor dit product?
A
€7,35
B
€6,07
C
€5,49
D
€6,65
Slide 3 - Quizvraag
Lage belastingtarief
9%
Hoge belastingtarief
21%
Slide 4 - Sleepvraag
Wat moet er op de puntjes komen te staan?
A
Omzet
B
Nettowinst
C
Winst
D
Verkoopprijs
Slide 5 - Quizvraag
Een hoge omzet zorgt automatisch voor een hoge brutowinst.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Wat kan je doen om de exploitatiekosten te verlagen?
Slide 7 - Open vraag
Een schoenenwinkel heeft 150 paar schoenen ingekocht voor een totaalbedrag van €11.250,- Deze schoenen worden voor € 115,- exclusief btw verkocht. Bereken de brutowinst voor één paar schoenen
Slide 8 - Open vraag
In een winkel worden in een periode 350 televisies van een bepaald model verkocht. De verkoopprijs van deze televisie is €499,- Van deze televisie zijn er 375 ingekocht bij de leverancier tegen een inkoopprijs van €267,50. a) Bereken wat de omzet voor deze televisies geweest is. b) Bereken wat de Inkoopwaarde van de omzet voor deze televisies is. c) Bereken de totale brutowinst die met de verkoop van dit model behaald is.
Slide 9 - Open vraag
Een artikel wordt in de winkel verkocht voor een consumentenprijs van € 19,95. De btw is het hoge tarief. Bereken hoeveel btw de klant betaald voor dit artikel.
Slide 10 - Open vraag
De afzet is 26.000 stuks De consumentenprijs is €18,15 (hoge BTW-tarief) De inkoopprijs per stuk was €6,50. De bedrijfskosten bedragen €150.000,- a. Wat is de omzet? b. Wat is de totale brutowinst? c. Wat is de nettowinst?