lezen H1.3

Wat gaan we doen?
  • 10 min. lezen
  • Spreekwoord
  • Uitleg over manieren van lezen
  • Aan het werk
  • Stellingen - waar of niet waar
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
  • 10 min. lezen
  • Spreekwoord
  • Uitleg over manieren van lezen
  • Aan het werk
  • Stellingen - waar of niet waar

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Het achter de ellebogen hebben.

Slide 3 - Tekstslide

Het achter de ellebogen hebben.

achterbaks zijn, stiekem zijn

Slide 4 - Tekstslide

Doelen voor deze week
Je leert:
  • de manieren van lezen;
  • hoe je het onderwerp van een tekst vindt;
  • de signaalwoorden die een opsomming aangeven;
  • leer je hoe je de deelonderwerpen van een tekst vindt.

Slide 5 - Tekstslide

Manieren van lezen
Hoe je een tekst leest, hangt af van je doel: wat wil je weten?

Vandaag bekijken we de volgende manieren:
- verkennend lezen
- nauwkeurig lezen
- zoekend lezen
- studerend lezen (alleen KGT)

Slide 6 - Tekstslide

Verkennend lezen
Voordat je de tekst echt gaat lezen, bekijk je de tekst. Je komt dan al veel over de tekst te weten. 
  • Lees de titel en de tussenkopjes
  • Lees de inleiding en het slot
  • Lees de woorden die vet of schuingedrukt staan
  • Bekijk de plaatjes
  • Lees de informatie onder de tekst (de bron)

Slide 7 - Tekstslide

Nauwkeurig lezen
Je gebruikt nauwkeurig lezen als je précies wilt weten wat er in de tekst staat. 

Je leest de tekst aandachtig, zin voor zin.

Slide 8 - Tekstslide

Zoekend lezen
 In een tekst zoeken naar het antwoord op een vraag. 

Je zoekt bijvoorbeeld de ingrediënten die je nodig hebt voor een cake of je kijkt in het wedstrijdschema om te zien hoe laat jouw team moet spelen.

Slide 9 - Tekstslide

KGT: studerend lezen
Een tekst lezen om de informatie te onthouden.

Je leert bijvoorbeeld Engelse woordjes, omdat je een overhoring krijgt.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het doel van verkennend lezen?
A
erachter komen hoe lang de tekst is
B
erachter komen wat voor tekst het is en waar de tekst over gaat
C
erachter komen of je de tekst leuk vindt

Slide 11 - Quizvraag

Waar kijk je naar als je verkennend leest?

Slide 12 - Open vraag

Wanneer gebruik je studerend lezen?
A
Als je precies wilt weten wat in de tekst staat.
B
Als je woordjes moet leren voor Frans.

Slide 13 - Quizvraag

Hoe kun je nauwkeurig lezen?
A
Je leest aandachtig, zin voor zin
B
Je scant de tekst en leest de eerste en laatste alinea
C
Je leest de titel en de tussenkopjes

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag
BK: opdracht 1 t/m 8 (blz. 21 - 24)
KGT: opdracht 1 t/m 9 (blz. 25 - 31)

8 min. in stilte, daarna mag je overleggen.
Klaar? Lezen in je leesboek.
timer
8:00

Slide 15 - Tekstslide

Stellingen
Staan = waar
Zitten = niet waar

1. Zoekend lezen gebruik je om een antwoord op een vraag te vinden.
2. Nauwkeurig lezen gebruik je om erachter te komen wat voor soort tekst het is.
3. Ik ken alle drie de manieren van lezen en kan deze uitleggen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • 10 min. lezen
  • Spreekwoord
  • Huiswerk controleren
  • Inloggen online methode
  • Uitleg over onderwerp en deelonderwerpen
  • Aan het werk

Slide 17 - Tekstslide

timer
8:00

Slide 18 - Tekstslide

Onder de knie krijgen 

Slide 19 - Tekstslide

Onder de knie krijgen 
= dat je iets steeds beter begrijpt, of dat een bepaalde vaardigheid je steeds beter afgaat

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk controleren
Leg je huiswerk open op tafel.

Slide 21 - Tekstslide

Inloggen online methode

Slide 22 - Tekstslide

Doelen voor deze week
Je leert:
  • de manieren van lezen;
  • hoe je het onderwerp van een tekst vindt;
  • leer je hoe je de deelonderwerpen van een tekst vindt;
  • de signaalwoorden die een opsomming aangeven.

Slide 23 - Tekstslide

Welke vraag stel je jezelf om het onderwerp te vinden?

Slide 24 - Open vraag

Om het onderwerp van een tekst te vinden, lees je de tekst verkennend.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Hoe noem je een alinea die over een deel van het onderwerp gaat?

Slide 26 - Open vraag

Hoe heet een kleine titel boven een deelonderwerp?
A
mini titel
B
(tussen)kopje
C
alineatitel

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag (h1.3)
BK: opdracht 9 t/m 17 (blz. 25 - 30)
KGT: opdracht 11 t/m 20 (blz. 31 - 36) (havo +10)

8 min. in stilte, daarna mag je overleggen.
Klaar? Lezen in je leesboek.
timer
8:00

Slide 28 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • 10 min. lezen
  • Spreekwoord
  • Uitleg over signaalwoorden
  • Aan het werk

Slide 29 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Ergens zijn pet voor afnemen.

Slide 31 - Tekstslide

Ergens zijn pet voor afnemen.
= ergens respect voor hebben

Slide 32 - Tekstslide

Kennen/kunnen
BK: Je kent signaalwoorden bij het tekstverband opsomming 
KGT: Je kent signaalwoorden bij de tekstverbanden opsomming, tijdsvolgorde en tegenstelling

Slide 33 - Tekstslide

Wat zijn signaalwoorden ook alweer?

Slide 34 - Woordweb

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 35 - Woordweb

Slide 36 - Video

Slide 37 - Tekstslide


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 38 - Quizvraag


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Aan de slag (h1.3)
BK: opdracht 18 t/m 23 (blz. 30 - 33)
KGT: opdracht 21 t/m 25 (blz. 36 - 40)

8 min. in stilte, daarna mag je overleggen.
Klaar? Lezen in je leesboek.
timer
8:00

Slide 42 - Tekstslide

Waar = staan
Niet waar = zitten
1. ten eerste' is een signaalwoord van het tekstverband opsomming.
2. tekstverbanden zijn alleen verbanden tussen woorden en zinnen.

Slide 43 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • 10 min. lezen
  • Spreekwoord
  • Korte herhaling
  • Aan het werk + huiswerk controlen

Slide 44 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 45 - Tekstslide

Wat in het vat zit, verzuurt niet.

Slide 46 - Tekstslide

Wat in het vat zit, verzuurt niet.

= het blijft bewaard en kan later gebruikt worden

Slide 47 - Tekstslide

Lezen H1.3
- Manieren van lezen (leesstrategieën)
- Onderwerp en deelonderwerp
- Opsomming, tegenstelling en tijdsvolgorde (KGT)

Slide 48 - Tekstslide

Aan de slag (h1.3)
Maken (alle niveaus): Test Jezelf H1.

10 min. in stilte. Je maakt de opdracht voor jezelf!
Klaar? Lezen in je leesboek.
timer
10:00

Slide 49 - Tekstslide