12 maart brugklas

Brugklas 12 maart 
Nederlands
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Brugklas 12 maart 
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  • Kenmerken van fictie herhalen
  •  Boek doorgeven
  • In je schrift noteren hoe het in jouw boek zit wb de fictiekenmerken
  • Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Welk boek lees je
geef de titel en de schrijver door

Slide 3 - Tekstslide

Ik-perspectief

Bij dit perspectief lijkt het alsof de ik-figuur al schrijvend verslag doet van de dingen die hij direct meemaakt of ooit beleefd heeft. Vooral bij dagboeken zie je dit vaak terug. Je weet precies wat de persoon ziet, voelt, denkt, etc. Je weet niet wat een ander ziet, voelt, denkt, etc.

bijvoorbeeld:

"Ik loop op straat en zie voor mij op de grond een vreemd voorwerp liggen. Het is groen en het geeft de suggestie van beweging. Hoewel het maar een klein hoopje drilpudding lijkt, boezemt het me direct angst in. Ik durf er niet naar te kijken, maar kan mijn ogen niet afwenden. Ik moet. Het wil dat ik het zie."

Slide 4 - Tekstslide

Ik-perspectief
  • Verhaal is geschreven in de ik-vorm.

  • Je weet alleen wat de ik-persoon ziet, denkt en voelt.

  • Van de andere personages weet je niet wat zij zien, denken of voelen.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom ik-perspectief?
  • De lezer kan zich identificeren met de hoofdpersoon.

  • Met andere woorden: de lezer kan zich goed inleven in de hoofdpersoon.

Slide 6 - Tekstslide

Hij/zij-perspectief

Het verschil met het ik-perspectief is dat het verhaal in de hij/zij-vorm wordt beschreven.

Bijvoorbeeld:

"Hij staat daar, doodstil, aan de grond genageld. Het vreemde voorwerp dat voor hem op de grond ligt, lijkt hem volledig te hypnotiseren. Het gelei-achtige materiaal gloeit. Een vreemde straling lijkt doelgericht zijn weg te zoeken naar de ogen van starende jongen. Pieter beeft. Niet in staat zich te bewegen."

Slide 7 - Tekstslide

Hij/zij-vorm
  • Personaal perspectief

  • Alwetende verteller

Slide 8 - Tekstslide

Personaal perspectief
  • Je weet alleen van de hoofdpersoon wat hij ziet, denkt en voelt.

  • Je weet dit niet van de bijfiguren.

Slide 9 - Tekstslide

Alwetende verteller

Deze verteller vertelt het verhaal, maar heeft hier zelf geen rol in. Het verschil met het hij/zij-perspectief zit hierin dat de alwetende verteller vanaf het begin het hele verhaal al kent. De verteller weet niet alleen wat de hoofdpersoon doet en denkt, maar ook wat er op andere plekken, op andere momenten en met anderen personages gebeurt. De verteller is 'Alwetend'.

Bijvoorbeeld:

"Wat Pieter niet wist, terwijl hij aan de stoeptegels vastgevroren naar het vreemde object stond te staren, was dat nog geen vijf minuten daarvoor een ander op die plaats iets verloren was. Een groen, pulserend en zeer gevaarlijk voorwerp. Een voorwerp in paniek meegenomen uit het laboratorium toen daar de hel losbarstte. Toen dokter Hogenstijn zijn creatie niet langer de baas was en zijn collega's met een scalpel te lijf ging."

Slide 10 - Tekstslide

Alwetende verteller
  • Het lijkt net of de verteller in de toekomst kan kijken. Hij of zij weet al wat er gaat gebeuren en hoe het verhaal eindigt. 

  • Deze verteller doet niet mee aan het verhaal, maar is iemand die het verhaal vertelt. Hij hangt als het ware boven het verhaal. 

Slide 11 - Tekstslide

Tijd
In welke tijdsperiode speelt het verhaal zich af?
Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in de Gouden Eeuw of in 1980 of nu?
Kijk naar:
  • Jaartallen
  • Kleding, gebruiken
  • Omgangsvormen
  • Historische figuren, gebeurtenissen
  • Gadgets: smartphones etc.

Slide 12 - Tekstslide

Lezen in je boek

En aantekeningen maken
Gebruik speciale ruimte in je schrift waar je de fictiekenmerken uit jouw boek noteert

Slide 13 - Tekstslide