Herhalen Hst 19 Redekundig ontleden + hst 25/26 werkwoordspelling

Deze les

hst 19 redekundig ontleden
hst 25 werkwoordspelling 
herhalen jaar 1 /basisschool


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze les

hst 19 redekundig ontleden
hst 25 werkwoordspelling 
herhalen jaar 1 /basisschool


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
Het kunnen benoemen van de persoonsvorm, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling in een zin

Werkwoorden goed spellen in een zin, door goed te kijken naar de tijd van de zin en te bedenken of het een zwak of sterk werkwoord is.

Slide 2 - Tekstslide

Redekundig ontleden: even herhalen/oefenen Hst 19 blz. 42

Slide 3 - Tekstslide

Stappenplan redekundig ontleden
1. zoek de pv: maak de zin vragend of verander het getal
2. zoek het gezegde  (wwg)
3. zoek het ow (= onderwerp): wie of wat + gezegde?
4. zoek het lv (=lijdend voorwerp): wie of wat + gezegde + ond? 
5. zoek het mw (= meewerkend voorwerp):  aan wie/voor wie + gezegde + ond + lv?
6. zijn er nog bijwoordelijke bepalingen (bwp)? Antwoord op de vragen: waar, waarmee, hoe, wanneer etc. ?  

Slide 4 - Tekstslide

Even testen wat je nog weet
Log in in deze lessonup
Houd bij hoeveel goed/fout je hebt

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de volgende zin?

Waren de coole zangers nou naar huis gegaan?
A
waren
B
de coole zangers
C
nou
D
naar huis

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het wwg van de volgende zin?

Waren de coole zangers nou naar huis gegaan?
A
waren gegaan
B
de coole zangers
C
nou
D
naar huis

Slide 7 - Quizvraag

Wat is/zijn een bijwoordelijke bepaling van de volgende zin?

Waren de coole zangers nou naar huis gegaan?
A
waren
B
de coole zangers
C
nou
D
naar huis

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp van de volgende zin:
Bij een overval op Scheveningen heeft de politie drugs gevonden.
A
Bij een overval + heeft
B
Bij een overval + op Scheveningen
C
heeft + de politie
D
heeft + gevonden

Slide 9 - Quizvraag

Staat er een lijdend voorwerp in de volgende zin. Zo ja welke?:
Bij een overval op Scheveningen heeft de politie drugs gevonden.
A
nee
B
ja, bij een overval
C
ja, op Scheveningen
D
ja, drugs

Slide 10 - Quizvraag

Hoe vind je een meewerkend voorwerp?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Het zwemmen werd afgelast wegens een te lage temperatuur.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
De docent heeft geen zin in nakijken.
A
De docent
B
heeft geen zin
C
heeft
D
geen zin in nakijken

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
De bezorger van PostNL bezorgde de buren een megagroot pakket.
A
De bezorger van PostNL
B
bezorgde
C
een megagroot pakket
D
de buren

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
De bezorger van PostNL bezorgde de buren een megagroot pakket
A
De bezorger
B
Van PostNL
C
een megagroot pakket
D
de buren

Slide 15 - Quizvraag

Nu zelf pv/ow/wwg/lv/mv/bwp
Gisteren bracht mijn neef mijn oma een brief.

Slide 16 - Open vraag

Werkwoorden
Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 17 - Tekstslide

Is het werkwoord sterk of zwak?
Lezen
Waaien
Zijn 
Snijden
Besteden
Bederven

Slide 18 - Tekstslide

Persoonsvorm tt (PVTT)
Weet je niet of je een d of een t schrijft? Gebruik het werkwoord: lopen!

Slide 19 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Slide 20 - Tekstslide

PV goed of fout gespeld?
Ik wou naar huis gaan
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

PV goed of fout gespeld?
Ik wilde naar huis gaan
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

PV goed of fout gespeld?
Gisteren printe ik mijn werkstuk uit.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

PV goed of fout gespeld?
Hij wiste al zijn spelfouten.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

PV goed of fout gespeld?
Besteedt jij al je geld aan snoep?!
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

PV goed of fout gespeld?
Hoezo kunden jullie niet naar LO?
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Vul in (tegenwoordige tijd)
Ik (zijn) .........dankbaar voor wat ik heb.

Slide 27 - Open vraag

Vul in (verleden tijd)
Zij (wassen) .........hun jeans altijd op 90 graden.

Slide 28 - Open vraag

PV goed of fout gespeld?
Zij dansden tot aan het ochtendgloren.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

Woensdag SO
Hst 5, 6, 19, 25, 26 
Geen woordjes
Wel in TestFox (zorg dat je laptop bij hebt!) 


  

Slide 30 - Tekstslide

Nu nog  op Numo
leerplan 
grammatica naar 100%

Als die af is naar  werkwoord- spelling (rode tegel)

Slide 31 - Tekstslide

Ik hoop dat je weer kunt...
.....  benoemen van de zinsdelen

...spellen van werkwoorden 

Slide 32 - Tekstslide