PRV 1.2.2 2022-2023

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 1

Praktijkvoering

Les 2

Periode 2

Leerjaar 1

Lesindeling week 1.2.2

1. Welkom + Rapid (5 min.)

2. Vorige les (5 min.)

3. Lesindeling en Leerdoelen (5 min.)

4. Socialisatievragen bespreken (15 min.)

5. Levensfasen (20 min.)

6. Zelf aan de slag (30 min.)

7. Afsluiting en huiswerk (10 min.)

Vorige les

Gedrag en socialisatie

Leg uit wat
`gedrag`
is

Gedrag: De waarneembare activiteit van mensen 

Herhaling gedrag

Gedrag: De waarneembare activiteit van mensen 

• Aangeboren: Erfelijke aanleg, instincten, reflexen
• Aangeleerd: Door omgeving en opvoeding (socialisatie)

Persoonlijkheid: Gevormd door eigenschappen die aangeleerd en aangeboren zijn (jij als individu)

Wat bedoelen we met
`socialisatie`?

Socialisatie: 

Door verschillende processen leer je om 'lid' van de maatschappij te zijn.

Herhaling socialisatieproces

Socialisatie: Door verschillende processen leer je om 'lid' van de maatschappij te zijn.

• Welke gebruiken/rituelen/feesten ken je?
• Aan welke gedragsregels moet jij je houden?
• Welke normen en waarden hou jij aan?
• Zijn deze gebruiken, normen en waarden overal hetzelfde?

Socialisatieproces: het je eigen maken van de gebruiken, normen en waarden.

- Bepaald door cultuur en opvoeding

- Uit wat voor gezin kom je?

Lesdoelen

Aan het eind van de lessen:

1. Weet je wat het begrip socialisatie inhoudt en kun je beschrijven wat socialisatie met jouw gedrag te maken heeft.
   
2. Kun je aspecten van gedrag beschrijven m.b.v. socialisatietheorie
   
3. Kun je kenmerken uit verschillende levensfasen beschrijven en kun je deze groepen indelen naar soort en kenmerk
   
4. Kun je een beschrijving geven van rolgedrag, rolpatronen en rolverdeling
   

`Socialisatievragen`
Waarom denk je dat we deze opdracht
hebben ingezet?

Voorwaarde: 

Welke factoren zijn van invloed op gedrag?

DA en socialisatie

Doktersassistent: Aandacht voor patiënten/cliënten en collega's

• Voorwaarde: Welke factoren zijn van invloed op gedrag?

Elke levensfase heeft zijn eigen invloed op gedrag

• Lichamelijke kenmerken
• Geestelijke kenmerken

Als je de kenmerken weet, dan kun je beter op gedrag inspelen

Kinderen

Baby, peuter, kleuter en schoolkind:

• Overgang naar het zien van verbanden
• Gekenmerkt door grote ontwikkelingen

Onthoudt: 

• Ieder kind is anders en gedraagt zich/reageert anders

Baby: 0-1,5

Peuter: 1,5-4

Kleuter: 4-6

Schoolkine: 6-12

Kinderen (2)

Ga uit van een kindvriendelijke benadering: 

• In welke fase bevindt het kind zich?
• Welke (on)mogelijkheden heeft het?
• Hoe speel je daarop in?

Voorbereiden: Wat gaat er gebeuren?

Afleiden: Fantasie of zelf doen

Duidelijkheid: Consequent zijn

Casus

Rachid is 6 jaar en moet zijn wratten aan laten stippen op haar voeten. Jij, de doktersassistente, roept hem binnen. Rachid gaat achter zijn moeder staan. Jij wil Rachid en zijn moeder uitleggen wat er gaat gebeuren, maar weer gaat Rachid achter zijn moeder staan en doet de handen op zijn oren.

Wat doe jij?

Jongeren

Pubers en adolescenten:

• Grote lichamelijke veranderingen
• Grote psychische veranderingen
• Seksuele ontwikkelingen
• Ontwikkeling eigen identiteit/zelfstandigheid

De snelle groei kost energie: vermoeidheid en geprikkeldheid

Puber: 12-16

Adolescent ( jongvolwassenen) 16-21

Jongeren (2)

Houdt rekening met de fase waarin de jongere zich bevindt:

• Onzekerheid kan een drempel vormen (stel ze gerust)
• Neem jongeren altijd serieus!
• Wees jezelf: echtheid is belangrijk
• Geef duidelijke en volledige informatie

Wat verwacht je van een assistent bij toenadering van pubers en adolescentie?

puber 12 -16

Adolescent: 16-21

Casus

Berry is 16 jaar en heeft veel last van acne. Hij wil hiervoor een afspraak maken bij de huisarts. Hij schaamt zich voor zijn uiterlijk. Hij wordt ermee gepest en iedereen vraagt wat hij toch heeft. Hij blijft liever thuis dan dat hij naar een feestje gaat. Hij belt naar jou, de doktersassistente en zegt: “ik wil graag een afspraak maken bij de huisarts voor… nou ja….ik bedoel….misschien is het wel raar maar….

Hoe pak jij dit aan?

Welke kenmerken vallen je met name op bij volwassenen?
Denk bv. aan je vader/moeder

vanaf 21 jaar t/m 67

Volwassenen (2)

Wanneer ben je volwassen?

• Je bent in staat om beslissingen te nemen op basis van een gezond zelfbeeld
• Je kunt relaties aangaan en onderhouden
• Je kunt verantwoordelijkheid nemen voor jouw eigen beslissingen

Welke kenmerken vallen je met name op bij ouderen?
Denk aan opa/oma?

Ouderen

Ouderdom wordt gekenmerkt door:

• Achteruitgang van lichamelijke en geestelijke vermogens
• Vermindering van inkomen
• Vermindering van sociale contacten
• Vermindering van gevoel van eigenwaarde

Ouderen (2)

Waar let je op in de omgang?

• Geef niet teveel informatie in één keer
• Spreek duidelijk (niet per sé hard)
• Vraag of je zaken op moet schrijven
• Houdt rekening met tijdstip
• Niet betuttelen!

Indelingen presentaties

Werken aan je opdrachten

groepsopdracht

individuele opdracht