Pleonasme: "Hij gebruikt een
vaste standaarduitdrukking."
Tautologie: "Door de mist konden we jullie haast bijna niet zien."
Inversie: "Op vrijdag gaan we altijd naar de stad, maar had ik er vandaag geen zin in."
Contaminatie: "Ik zal het straks even voor je nachecken."
Incongruentie: "De media heeft hem zwartgemaakt."
Dubbele ontkenning: "Dat zou ik never nooit zeggen."
Foutieve/slordige verwijzingen: "Ik heb een meisje in mijn klas die nooit iets durft te zeggen."