Past simple

Past simple
Verleden tijd
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Past simple
Verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Past simple
De past simple gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd, en nu is afgelopen.

Vaak staan er signaalwoorden in de zin zoals yesterday, last week, two years ago, this morning

Slide 2 - Tekstslide

regelmatige werkwoorden
Bij regelmatige werkwoorden maak je de past simple door -ed achter het woord te zetten.

  • The girls walked to school this morning.
  • We played football last week.
  • I called my grandmother last Sunday. 


Slide 3 - Tekstslide

Zet het werkwoord in de verleden tijd:

He ___(to ask) me a question.

Slide 4 - Open vraag

Zet het werkwoord in de verleden tijd:

My father ____(to clean) the kitchen yesterday.

Slide 5 - Open vraag

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
Nobody _____(to laugh) when I fell.

Slide 6 - Open vraag

Als het woord eindigt op een e zetter we er alleen een d achter:
  • like --> liked
  • type --> typed

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de past simple van:
love

Slide 8 - Open vraag

Wat is de past simple van:
move

Slide 9 - Open vraag

Eindigt het woord op een klinker + p, dan verdubbel je de p.
  • step --> stepped
  • clap --> clapped

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de past simple van:
stop

Slide 11 - Open vraag

Wat is de past simple van:
nap

Slide 12 - Open vraag

Als het woord eindigt op -y veranderen we de y in een i+ed:
  • carry --> carried
  • worry --> worried

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de past simple van:
marry

Slide 14 - Open vraag

Wat is de past simple van:
cry

Slide 15 - Open vraag

onregelmatige werkwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
I ___(to take) the train to the beach.

Slide 17 - Open vraag

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
The film ____(to begin) at eight, we're late!

Slide 18 - Open vraag

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
He ____(to get) what he deserved!

Slide 19 - Open vraag

ontkenningen en vragen

Slide 20 - Tekstslide

Maak een ontkennende zin in de past simple:
George ___ (to like) the story.

Slide 21 - Open vraag

Maak een ontkennende zin in de past simple:
The cat ____(to eat) all its food.

Slide 22 - Open vraag

Maak een vragende zin in de past simple:
She told me the truth.

Slide 23 - Open vraag

Maak een vragende zin in de past simple:
We talked to your mother.

Slide 24 - Open vraag

to be

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van to be in de past simple?
I _____ eight years old when we moved.
A
was
B
were
C
am
D
are

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van to be in de past simple?
_____ you talking to me?
A
was
B
were
C
am
D
are

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video

Slide 29 - Tekstslide