Lees de opdrachten en teksten goed door en beantwoord daarna de vragen.
Succes!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Taalverzorging H 2
Lees de opdrachten en teksten goed door en beantwoord daarna de vragen.
Succes!
Slide 1 - Tekstslide
Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm. 12. haasten – vt
Wij ... ons om op tijd te komen bij de film.
Slide 2 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm. 13. springen – vt
Katja ... een gat in de lucht van blijdschap.
Slide 3 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm. 14. raden – tt
... jij hoeveel dropjes er in deze pot zitten?
Slide 4 - Open vraag
15. Welke uitspraak is waar?
A
Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.
B
Een voegwoord verbindt altijd twee korte zinnen aan elkaar.
C
In elke zin staan twee persoonsvormen.
Slide 5 - Quizvraag
16. Welke zin is niet samengesteld?
A
Arnold wordt boos, als je hem steeds treitert.
B
De TomTom gaf aan dat we rechtsaf moesten, de weilanden in.
C
In de bocht met grind ging Tom met zijn fiets onderuit.
D
Toen de reizigers niet verder konden met de trein, werden er bussen ingezet.
Slide 6 - Quizvraag
Noteer van elke samengestelde zin de persoonsvormen én de onderwerpen. 21. Het boek Boy 7 is erg spannend, want het verhaal gaat over een jongen met geheugenverlies. persoonsvormen: … onderwerpen: …
Slide 7 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen. Als de tijd niet uit de zin blijkt, dan vul je de tegenwoordige tijd in.
23. De jongens … (lachen) gisteren steeds, omdat de beginnende schaatser vaak … (uitglijden).
Slide 8 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen. Als de tijd niet uit de zin blijkt, dan vul je de tegenwoordige tijd in.
24. Oom Arie … (toeren) door Afrika in zijn jeep, terwijl hij constant naar de olifanten … (toeteren).
Slide 9 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de persoonsvormen. Als de tijd niet uit de zin blijkt, dan vul je de tegenwoordige tijd in.
25. Aiden … (e-mailen) naar Saar dat hij op zondag altijd … (bowlen).
Slide 10 - Open vraag
Zet de volgende zin in een andere tijd door alleen de persoonsvormen te veranderen. Schrijf de hele zin op!
26. Ik werd voor het eerst bekeurd, omdat ik door rood reed.
Slide 11 - Open vraag
Zet de volgende zin in een andere tijd door alleen de persoonsvormen te veranderen. Schrijf de hele zin op!
28. Mijn hoofd ontploft door het vele leerwerk, maar gelukkig weet ik al erg veel!
Slide 12 - Open vraag
Kies of het woord dat je invult een persoonsvorm (pv) of een voltooid deelwoord (vd) is en noteer daarna de juiste vorm.
41. pv/vd - Mijn oma is snel [hersteld/herstelt] van haar heupoperatie.
Slide 13 - Open vraag
Kies of het woord dat je invult een persoonsvorm (pv) of een voltooid deelwoord (vd) is en noteer daarna de juiste vorm.
42. pv/vd - Tibbe [betaald/betaalt] voor ons de ijsjes.
Slide 14 - Open vraag
Kies of het woord dat je invult een persoonsvorm (pv) of een voltooid deelwoord (vd) is en noteer daarna de juiste vorm.
43. pv/vd - Wij krijgen bericht dat James afgelopen zomer naar IJsland is [verhuisd/verhuist].