In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Les 2
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Spelling H1 werkwoorden
Examentekst oefenen
Slide 2 - Tekstslide
Maak de krantenkoppen af met een werkwoord" 1. Verzorger ... leeuw 2. Clown ... met camper 3. Bokskampioen op straat ... 4. Regering ... over trap
Slide 3 - Open vraag
Maak een bijvoeglijk naamwoord van de onderstreepte werkwoorden. Zet erachter of het een od of een vd is. De tuinman heeft de heg gesnoeid. De ... heg.
Slide 4 - Open vraag
Maak een bijvoeglijk naamwoord van de onderstreepte werkwoorden. Zet erachter of het een od of een vd is. Het hondje staat te kwispelen. Een ... hondje.
Slide 5 - Open vraag
Maak een bijvoeglijk naamwoord van de onderstreepte werkwoorden. Zet erachter of het een od of een vd is. Het publiek applaudisseert hard. Het ... publiek.
Slide 6 - Open vraag
Maak een bijvoeglijk naamwoord van de onderstreepte werkwoorden. Zet erachter of het een od of een vd is. De bruid straalt de hele dag. De ... bruid.
Slide 7 - Open vraag
schrijf op volgens welke regel je het werkwoord moet schrijven. Kies uit: pvtt, pvvt, od, vd, bn. Schrijf daarna de juiste spelling van het werkwoord in. 1. Eigenlijk (vinden) ... Carina spelling nu best leuk.
Slide 8 - Open vraag
schrijf op volgens welke regel je het werkwoord moet schrijven. Kies uit: pvtt, pvvt, od, vd, bn. Schrijf daarna de juiste spelling van het werkwoord in. 2. Vorige week (verlaten) ... we de camping in de stromende regen.
Slide 9 - Open vraag
schrijf op volgens welke regel je het werkwoord moet schrijven. Kies uit: pvtt, pvvt, od, vd, bn. Schrijf daarna de juiste spelling van het werkwoord in. 3. Jimmie heeft als eerste de finish (halen) ... met een voorsprong van een halve seconde.
Slide 10 - Open vraag
Werkwoorden die we uit het Engels hebben overgenomen, zijn in het Nederlands altijd
A
sterk
B
zwak
Slide 11 - Quizvraag
’t Ex-kofschip kun je wel / niet gebruiken voor de verleden tijd en het voltooid deelwoord van Engelse werkwoorden in het Nederlands.
A
wel
B
niet
Slide 12 - Quizvraag
Je kunt de verlengproef wel / niet gebruiken om te bepalen of je bij een voltooid deelwoord -d of -taan het eind moet schrijven.
A
wel
B
niet
Slide 13 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort /lang mogelijk.
A
kort
B
lang
Slide 14 - Quizvraag
Een samengestelde zin heeft één persoonsvorm / meer dan één persoonsvorm.
A
één persoonsvorm
B
meer dan één persoonsvorm
Slide 15 - Quizvraag
Voor de werkwoordspelling is het belangrijk / niet belangrijk om te weten of het werkwoord een persoonsvorm of een voltooid deelwoord is.
A
belangrijk
B
niet belangrijk
Slide 16 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord eindigt soms / nooit op -dt.
A
soms
B
nooit
Slide 17 - Quizvraag
Om alle persoonsvormen in een samengestelde zin te vinden, kun je het best de tijdproef / vraagproef gebruiken.
A
tijdproef
B
vraagproef
Slide 18 - Quizvraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Op foto’s op de website (blurren) de school de gezichten van de leerlingen
Slide 19 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Gisteravond hebben we drie (downloaden) films gekeken.
Slide 20 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Toen het zomer was, (scrubben) Amara haar huid met zandkorrels.
Slide 21 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Vorig seizoen (coachen) Desirées vader en oom ons basketbalteam.
Slide 22 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Julan (uploaden) tegenwoordig elke week een korte kookvideo op YouTube.
Slide 23 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Afgelopen zondag (posten) Nikki een babyfoto van zichzelf op Instagram.
Slide 24 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Waarom (pushen) jij mij steeds om te gaan sporten, terwijl je zelf ook bijna nooit (trainen)?
Slide 25 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden. Zet de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, tenzij uit de zin blijkt dat het verleden tijd moet zijn. Let op: er een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord is ook mogelijk. Volgens mij heeft Justin zijn tanden (bleachen) en heeft hij zijn ogen (laseren).