Leesvaardigheid herhaling termen 4gt

Leesvaardigheid klas 4 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid klas 4 

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen theorie
Laten we gaan slepen...

Slide 2 - Tekstslide

Uit welke drie delen bestaat een tekst?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een kernzin?
A
Belangrijkste zin in de alinea
B
Een zin met bijzaken
C
Een zin in het middenstuk
D
Een zin met een kern

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen het onderwerp en een deelonderwerp?
A
Onderwerp is de titel
B
Deelonderwerp bestaat niet
C
Deelonderwerp > alinea, onderwerp > tekst
D
Onderwerp > alinea, deelonderwerp > tekst

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een hoofdgedachte?
A
Onderwerp + hoofdzaken in één zin
B
Samenvatting van de tekst
C
Kernzin
D
Belangrijkste hoofdzaken in de tekst

Slide 6 - Quizvraag

Iedere schrijver heeft een schrijfdoel. Bij elk schrijfdoel horen verschillende tekstsoorten. Sleep het juiste doel naar de bijbehorende tekstsoort.
Activeren
Amuseren
Overtuigen
Informeren

Slide 7 - Sleepvraag

Welke leesstrategie hoort erbij?
Oriënterend lezen
Globaal lezen
Intensief lezen
Zoekend lezen
Kritisch lezen
Je bladert de folder van de Albert Heijn door. 
Bij het leren onderstreep je de hoofdzaken.
Je zoekt in de bibliotheek naar een boek van de leeslijst.
Je leest de tekst door voordat je de vragen gaat lezen en maken.
Je wil weten of de tekst betrouwbaar is.

Slide 8 - Sleepvraag

timer
2:00
Inleiding
slot
middenstuk
1 à 2 alinea's
1 à 2 alinea's
conclusie geven
een of meerdere vragen stellen
aanleiding vertellen
onderwerp aankondigen
functie is aandacht trekken
functie: opbouw/tekststructuur vertellen
functie: hoofgedachte uitwerken
functie: deelonderwerpen bespreken
samenvatting geven
meerdere alinea's
functie: tekst afsluiten
anekdote vertellen
aanbeveling geven

Slide 9 - Sleepvraag

In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zinnen?
timer
2:00
Inleiding
Middenstuk
Slot
En daarom raad ik iedereen aan om meer televisie te kijken.
Televisie biedt bovendien de broodnodige ontspanning.
Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.
Zullen onze kleinkinderen nog weten wat een televisie is?
Voor velen zal het een bekend gevoel zijn: zo veel kanalen en toch zo weinig leuke programma's op tv.
Toch is het misschien te kort door de bocht om te zeggen dat er geen goede televisie meer wordt gemaakt.

Slide 10 - Sleepvraag

     informeren                                                            overtuigen                       

                                                                                                                               

  
Het is de bedoeling dat als lezer iets gaat doen.
Nieuwsbericht in de krant of een tekst in een leerboek.
Dit zie je soms bij een recensie van een boek, maar het kan ook overtuigend zijn!
timer
1:00
beschouwen
activeren
Feitelijke informatie en objectief
Voor- en tegenargumenten bij een stelling.
Je herkent vaak een duidelijk standpunt van de schrijver.
column in de krant
reclame

Slide 11 - Sleepvraag

Verbinding
  • groot - inleiding, kern, slot
  • klein - inzoomen op alinea's  en tekstdelen
  • Binnen alinea's kun je aanwijzingen vinden over de samenhang binnen de tekst
  • Functiewoorden: letterlijke aankondiging - aanleiding, voorbeeld, argument, gevolg, conclusie.
  • Signaalwoorden: geeft het karakter van het verband aan. Helpt je om te begrijpen waar de tekst over gaat en wat er volgt.

Slide 12 - Tekstslide

Ken je de signaalwoorden nog?



Theorie: functies


functies en tekstverbanden herkennen



Check
Je kent de signaalwoorden en tekstverbanden om voor samenhang te zorgen; (herhaling)

Je kent functies van tekstgedeelten;

Je kunt tekstverbanden en functies benoemen.

Slide 13 - Tekstslide

Sleep de signaalwoorden naar de bijbehorende tekstverbanden.
Let op: leer de tekstverbanden goed 
opsommend
tegenstellend
oorzaak-gevolg
toelichtend / voorbeeld
redengevend
een andere
hoewel
hierdoor
bijvoorbeeld
namelijk
want
als
daarnaast
zoals bij
zodat
echter
indien

Slide 14 - Sleepvraag

Functies
Als je weet wat de functie van een tekstgedeelte is, begrijp je de tekst beter.
Ieder tekstgedeelte heeft een eigen functie in de tekst.
Signaalwoorden helpen je om de functie te bepalen.
Vaak hebben teksten een vaste structuur.

Slide 15 - Tekstslide

Functiewoorden.
Wat is een aanbeveling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 16 - Quizvraag

Functiewoorden.
Wat is een tegenwerping?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 17 - Quizvraag

Functiewoorden.
Wat is een verklaring?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel of situatie.

Slide 18 - Quizvraag

Wat kondigt een functiewoord aan? De functie van een
A
tekstdeel of alinea
B
titel
C
woord

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is een functiewoord?
A
tenzij
B
dat blijkt uit
C
weerlegging
D
daarentegen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden

Slide 21 - Quizvraag

Theorie
Citeren = een zin of een gedeelte van een zin letterlijk overschrijven

Tip: Als het om een heel lange zin gaat dan mag je ook de 1e 2 en laatste 2 woorden opschrijven. Dat doe je zo:
                               Jan was ... niet thuisgekomen. (r31)

Slide 22 - Tekstslide

Citeren 
Letterlijk overnemen uit de tekst. 
• Citeer een woordgroep: aantal bij elkaar horende woorden letterlijk overschrijven uit de tekst
• Citeer een woord: 1 woord overschrijven uit de tekst (anders fout)
• Citeer een zin: letterlijk de hele zin overschrijven uit de tekst. Of de eerste twee en de laatste twee woorden van de zin: De man (…) heeft veroverd.” (r1-2)
• Citeer een zinsgedeelte: vaak het gedeelte van de zin na het signaalwoord 

Slide 23 - Tekstslide

Even oefenen!
Beantwoord de volgende vragen:

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Citeer uit alinea 9 het zinsgedeelte waarin staat waarom kritiek ontvangen ook leerzaam is.

Slide 27 - Open vraag

Vragen?

Slide 28 - Tekstslide