3.9 Letterlijk/figuurlijk

Fig
3.9 Letterlijk/ figuurlijk
Letterlijk?

Figuurlijk?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fig
3.9 Letterlijk/ figuurlijk
Letterlijk?

Figuurlijk?

Slide 1 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 2 - Tekstslide

Letterlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik is als je iets precies zegt zoals je het bedoelt.

Slide 3 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik
Bij figuurlijk taalgebruik betekent een woord niet precies wat er staat. Je moet de betekenis van het woord niet letterlijk nemen, het woord wordt dan figuurlijk gebruikt. Het is een vorm van beeldspraak.

Slide 4 - Tekstslide

Hayley schilt een appel.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 5 - Quizvraag

Met jou heb ik nog een appeltje te schillen!
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 6 - Quizvraag

Die jongen moet een schop onder zijn kont hebben!
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 7 - Quizvraag

Annelies struikelde over haar eigen woorden.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 8 - Quizvraag

Ik ga soep koken.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 9 - Quizvraag

Hij woont in het hart van de stad.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 10 - Quizvraag

Welk deel van de zin is figuurlijk bedoeld?
Hij is een beer van een vent
A
Hij
B
is
C
een beer
D
van een vent

Slide 11 - Quizvraag

Welk deel van de zin is figuurlijk bedoeld?
Door haar ben ik nu de sigaar
A
Door haar
B
ben ik
C
nu
D
de sigaar

Slide 12 - Quizvraag