26/11 les 2 Woorden 2.5 woorden en examenwoorden

Woorden
2.5
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woorden
2.5

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoel
  • Korte activiteit
  • Terugblik
  • Instructie 

  • Werken
  • Exitticket
  • Afsluiten (reflectie en feedback)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kun je benoemen minimaal een tip om woorden te onthouden benoemen;

  • ken je de betekenis van minstens twee nieuwe woorden;
  • heb je geoefend met het toepassen van onthoudstrategieën;

  • heb je geoefend met de betekenis van de nieuwe (examen)woorden.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Spelen met woorden: dilemma en argumenteren
Geef iedereen de kans om zelf na te denken en een keuze te maken: roep geen keuzes en redenen door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het dilemma en probeer in je hoofd eeb keuze te maken en een reden voor jouw keuze (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Na het dilemma kan in de volgende dia jouw keuze maken
  • Jouw reden (argument) schrijf je in de dia die daarna komt sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Je moet elke deur met je mond openmaken. _ OF _ Als je in een lift staat met iemand, moet je heel dicht tegen diegene aanstaan..

Slide 6 - Poll

Je moet elke deur met je mond openmaken. _ OF _ Als je in een lift staat met iemand, moet je heel dicht tegen diegene aanstaan..

Noteer mond of tegenaan en leg je keuze uit.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Noteer minstens een nieuwe tip om nieuwe woorden beter te onthouden.

Slide 9 - Open vraag

Drie tips om woorden te onthouden

Mensen hebben vaak een voorkeur voor een bepaalde manier van leren. In dit en het volgende hoofdstuk krijg je acht tips die je kunnen helpen bij het onthouden van informatie zoals nieuwe woorden.
Tip 1: Zorg dat je BEGRIJP wat je leert
Een nieuw woord begrijp je beter als je zoekt naar:
• een (andere) omschrijving;
• aantal voorbeelden;
• een tegenstelling.
Tip 2: VERBIND nieuwe kennis aan oude
Maak een woordweb of een woordvierkant. Daarmee wordt jouw voorkennis (dat wat je al weet) geactiveerd (wakker) en verbonden met het nieuwe woord. Zo kan je brein het woord goed vasthouden.
Tip 3: Gebruik EMOTIE
Gebeurtenissen waardoor je bang, vrolijk of boos wordt, onthoud je beter. Koppel een nieuw woord daarom aan een emotie.

Slide 10 - Tekstslide

Meer tips om woorden te onthouden
Tip 4: Leer in samenhang
Losse feiten onthoud je slecht. Leer woorden daarom in samenhang met andere woorden of in een logische context.
Tip 5: Leg uit aan anderen
Een woord uitleggen aan anderen helpt je om het woord en de betekenis beter te begrijpen en te onthouden.
Tip 6: Stel je iets voor
Beelden helpen je om te onthouden. Neem bij elk nieuw woord de tijd om voor jezelf een beeld te vormen.

Slide 11 - Tekstslide

Meer tips om woorden te onthouden
Tip 7: Herhaal en spreek uit
Hardop leren helpt. Spreek de dingen die je moet leren uit. Op die manier werkt een groter deel van je hersenen mee bij het onthouden.
Herhaal nieuwe woorden minstens vijf keer. Bijvoorbeeld door ze uit te spreken of over te schrijven.
Tip 8: Schep de goede voorwaarden
Laat je niet afleiden. Ga je leren, schep dan de voorwaarden waardoor je geconcentreerd blijft. Leg bijvoorbeeld je telefoon weg. Leer 25 minuten en houd 5 minuten pauze. Tussen twee uur studie neem je een langere pauze van 15 tot 30 minuten.

Slide 12 - Tekstslide

Noteer vier nieuwe woorden met de betekenis erachter.

Slide 13 - Open vraag

Woorden 2.5
de balans                                  1 weegschaal; 2 evenwicht
bloedserieus.                             heel serieus
de boeken ingaan.                     onthouden zullen worden
effectief.                                     doeltreffend, met een gunstig effect
het experiment                           (wetenschappelijke) proef
gelijke rechten hebben               volgens dezelfde regels behandeld worden, dezelfde
bevoegdheden hebben               de gevleugelde uitspraak
bekende, beroemde uitspraak     de hetze
manier (campagne) om te zorgen dat mensen slecht over.         iemand gaan denken
onlangs.                                       laatst, kortgeleden, recent
de ophef                                       aandacht, gedoe, heisa

partijen die niet in de regering zitten, tegenstanders
optimaal
maximaal, allerbest, allerhoogst
praktisch
1 handig, te maken hebbend met de praktijk; 2 bijna
realiseren
tot stand brengen, tot werkelijkheid maken
zich realiseren
beseffen
de situatie
toestand
ergens geen spaan van heel laten
veel kritiek hebben op iets
het speerpunt
deel van het beleid dat erg belangrijk gevonden wordt
theoretisch
volgens de theorie; tegenovergestelde van praktisch


Slide 14 - Tekstslide

Woorden 2.5
de oppositie                    partijen die niet in de regering zitten, tegenstanders
optimaal                          maximaal, allerbest, allerhoogst
praktisch                         1 handig, te maken hebbend met de praktijk; 2 bijna
realiseren                        tot stand brengen, tot werkelijkheid maken
zich realiseren                 beseffen
de situatie                        toestand
ergens geen spaan van heel laten                veel kritiek hebben op iets
het speerpunt                   deel van het beleid dat erg belangrijk gevonden wordt
theoretisch                        volgens de theorie; tegenovergestelde van praktisch


Slide 15 - Tekstslide

Het kabinet vond het een goede wet, maar daar dacht ......... heel anders over.
A
de oppositie
B
de hetze
C
de gevleugelde uitspraak
D
de boeken ingaan

Slide 16 - Quizvraag

Komende winter willen wij een sportruimte ................ in onze schuur.
A
balans
B
geen spaan heel van laten
C
realiseren
D
de boeken ingaan

Slide 17 - Quizvraag

.......... van het prijsplafond is dat mensen niet teveel gaan betalen voor energie.
A
Het speerpunt
B
De ophef
C
De hetze
D
De balans

Slide 18 - Quizvraag

Nederland verloor ............. met penalty's van Argentinië.
A
praktisch
B
onlangs
C
effectief
D
theoretisch

Slide 19 - Quizvraag

Hoofdstuk 1

Slide 20 - Tekstslide

Nieuwe lesstof

Slide 21 - Tekstslide

Examenwoorden 2.5
aansluiten op.                verband met elkaar hebben
de aanwijzing.                tekstgedeelte waaruit je het antwoord kunt afleiden
bestemd zijn voor           bedoeld zijn voor
in combinatie met           samen met
de hoofdgedachte           belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt, samengevat in
één zin
kopje.                               deeltitel
de overeenkomst             gelijkenis, punt waarop twee tekstdelen of afbeeldingen hetzelfde zijn
van toepassing zijn op     erbij passen
tot uiting komen               duidelijk worden, uitgedrukt worden
het verband tussen          de functie van één tekstdeel ten opzichte van een andere tekstdeel
de verhouding tussen      het verband tussen
weergeven                      onder woorden brengen, verwoorden, aanduiden


Slide 22 - Tekstslide

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
    Pak je VIP en noteer 
    Online, Hoofdstuk 2, Woorden 2.5,  opdracht 9, 11, 12, 14 en 15
    + woorden en bijbehorende betekenissen leren
    - oefenen met de woordtrainer en eventueel de test jezelf


    Wat niet af is = huiswerk
    Klaar = oefenen met de woordtrainer

    timer
    30:00

    Slide 23 - Tekstslide

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:
    • kun je benoemen minimaal een tip om woorden te onthouden benoemen;

    • ken je de betekenis van minstens twee nieuwe woorden;
    • heb je geoefend met het toepassen van onthoudstrategieën;

    • heb je geoefend met de betekenis van de nieuwe (examen)woorden.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 24 - Tekstslide

    Noteer minstens een nieuwe tip om nieuwe woorden beter te onthouden.

    Slide 25 - Open vraag

    Noteer twee nieuwe woorden met de betekenis erachter.

    Slide 26 - Open vraag

    Ik kan minstens een tip om woorden te onthouden benoemen en en ik ken de betekenis van minstens twee nieuwe woorden benoemen.
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 27 - Poll

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Wat ga je daarvoor doen?

    Slide 28 - Open vraag

    Feedback:
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 29 - Open vraag