11.3 Je lijkt op les 3

Lesdoelen

  • De termen 'homozygoot' en 'heterozygoot' kunnen uitleggen.
  • Kunnen benoemen wat het verschil is tussen een dominant gen en recessief gen.
  • Je leert wat erfelijke aandoeningen zijn, het begrip mutatie en drager van een ziekte
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen

  • De termen 'homozygoot' en 'heterozygoot' kunnen uitleggen.
  • Kunnen benoemen wat het verschil is tussen een dominant gen en recessief gen.
  • Je leert wat erfelijke aandoeningen zijn, het begrip mutatie en drager van een ziekte

Slide 1 - Tekstslide

Eigenschappen op de chromosomen

  • Een chromosoom bestaat uit een lange opgerolde draad van DNA.

  • Een stukje DNA bevat informatie over één eigenschap. Dit stukje noemen we een gen. Op één chromosoom liggen wel duizenden genen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Is het gen voor donker haar dominant of recessief?

Slide 4 - Tekstslide

Eigenschappen
  • Heb je twee dezelfde genen voor haarkleur? Dan ben je homozygoot voor de eigenschap haarkleur.

  • Heb je twee verschillende genen voor haarkleur? Dan ben je heterozygoot voor de eigenschap haarkleur.

Slide 5 - Tekstslide

Eigenschappen
  • Papa en mama zijn beide heterozygoot voor de eigenschap haarkleur.

  • Ze hebben beide donker haar, omdat het gen voor een donkere kleur dominant is (overheerst). Het gen voor rode kleur is recessief (wordt onderdrukt).

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen

  • Je kunt een genotype op de juiste manier noteren.
  • Kunnen benoemen wat er bedoeld wordt met het fenotype 'intermediair' en dit ook op de juiste manier noteren.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe noteer je genotype?
  • Een dominant gen geef je aan met een hoofdletter.

  • Een recessief gen geef je aan met een kleine letter.

  • Gebruik altijd een letter waarbij de hoofdletter altijd duidelijk anders is dan de kleine letter.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe noteer je genotype?

  • Voor elke eigenschap heb je twee genen. Daarom schrijven we het genotype ook met twee letters.

 AA  = Homozygoot dominant
 aa  = Homozygoot recessief
Aa  = Heterozygoot 

Slide 10 - Tekstslide

Bij een erfelijke aandoening is er schade aan het DNA; mutaties!

Slide 11 - Tekstslide

Recessieve erfelijke aandoening: albinisme;
geen pigment in de huid.

Slide 12 - Tekstslide

Erfelijke aandoeningen
Dragers hebben een recessief gen voor een ziekte.
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
<-- ziek

Slide 13 - Tekstslide

Prenataal onderzoek

Slide 14 - Tekstslide

We gaan bespreken
-TL Opdr. 5 blz.77
- Kader Opdr. 8 blz. 68

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk voor maandag:
TL: maak H11.3 af opdr. 6 t/m 10
Kader: maak H11.2 af opdr. 9 t/m 20 

Slide 16 - Tekstslide