verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat betekent "Industriële Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd
Slide 1 - Quizvraag
Welke Revolutie was eerst?
A
Franse Revolutie
B
Amerikaanse Revolutie
C
Bataafse Revolutie
D
Industriële Revolutie
Slide 2 - Quizvraag
Hoe noemen we de overgang van landbouw-stedelijke samenleving naar industriële samenleving?
A
mechanisatie
B
industriële revolutie
C
industrialisatie
D
neolitische revolutie
Slide 3 - Quizvraag
Wanneer begon de industriële revolutie
A
1953
B
1800
C
1844
D
2017
Slide 4 - Quizvraag
De agrarische revolutie was een oorzaak van de industriële revolutie.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Welke energiebron werd vooral gebruikt tijdens de industriële revolutie?
A
Olie
B
Gas
C
Kolen
D
Elektriciteit
Slide 6 - Quizvraag
Kinderarbeid hoort bij de industriële revolutie
A
Goed
B
Fout
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de Industriële revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 8 - Quizvraag
Welke groep kreeg meer macht door de Industriële Revolutie?
A
Burgers
B
Boeren
C
Adel
D
Vorsten
Slide 9 - Quizvraag
De industriële revolutie is .....
A
een gebeurtenis
B
een persoon
C
een verschijnsel
D
een ontwikkeling
Slide 10 - Quizvraag
Wanneer was de industriële revolutie?
A
In de 18e eeuw
B
In de 19e eeuw
C
In de 20e eeuw
D
In de 21e eeuw
Slide 11 - Quizvraag
Welk West-Europees land had tijdens de industriële revolutie de meeste kolonies?
A
Groot-Brittannie
B
België
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 12 - Quizvraag
Welk logo hoort bij het tijdvak waarin de industriële revolutie plaatsvond?
A
Logo 1
B
Logo 2
C
Logo 3
D
Logo 4
Slide 13 - Quizvraag
Welke grondstoffen zijn de belangrijkste aan het begin van de Industriële Revolutie?
A
Plastic en steenkool
B
Steenkool en ijzer
C
Olie en ijzer
D
Staal en steenkool
Slide 14 - Quizvraag
Waar leefde de meeste mensen vóór de industriële revolutie?
A
in arbeiderswijken in een dorp
B
in een arbeiderswijk in de stad
C
Op het platteland
D
in fabrieken
Slide 15 - Quizvraag
Welke periode hoort bij de Industriële revolutie?
A
Vroeg Moderne Tijd
B
Tijd van stoommachines
C
Moderne Tijd
D
Tijd van burgers en stoommachines
Slide 16 - Quizvraag
Welke vormen van energie kende men vóór de Industriële Revolutie?
A
windkracht, stoomkracht, spierkracht
B
windkracht, waterkracht, spierkracht
C
waterkracht, stoomkracht, spierkracht
D
windkracht, stoomkracht, waterkracht
Slide 17 - Quizvraag
Industriële Revolutie wat klopt niet?
A
betekent dat handenarbeid wordt vervangen door machines
B
betekent dat huisnijverheid vervangen wordt door fabrieksarbeid
C
leidde tot minder welvaart
D
leidde tot de sociale kwestie
Slide 18 - Quizvraag
Deze vraag gaat over politieke stromingen tijdens de industriële revolutie.
Welke zin is juist?
A
Een organisatie die zich vanuit bepaalde ideeën bezighoudt met het overheidsbestuur is communistisch.
B
Een politieke partij is een organisatie die zich vanuit bepaalde ideeën bezighoudt met het overheidsbestuur.
C
Productiemiddelen zijn volgens de conservatieven het bezit van een staat.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 19 - Quizvraag
Welke reden wordt genoemd waarom tijdens de industriële revolutie veel mensen van het platteland naar de stad verhuisden?
A
Op het platteland was er minder werk
B
Het loon in de stad was hoger
C
De arbeidsomstandigheden minder goed op het platteland dan in de stad
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 20 - Quizvraag
Welke uitspraken zijn juist? 1. Voor de industriële revolutie was er nauwelijks armoede. 2. Op het platteland zorgde de kerk dat er weinig honger werd geleden. 3. Het armoedeprobleem in de grote steden werd de Sociale Kwestie genoemd. 4. Alleen met liefdadigheid kon de armoede niet worden opgelost.
A
Uitspraak 2 en 3
B
Uitspraak 2, 3 en 4
C
Uitspraak 1, 2 en 4
D
Uitspraak 3 en 4
Slide 21 - Quizvraag
Deze vraag gaat over de sociale kwestie tijdens de industriële revolutie.
1 De ergste missstanden verdwijnen 2 Door de industrialisatie ontstaat de sociale kwestie. 3 Er komen sociale wetten 4 Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers.
Zet bovenstaande vier zinnen in de juiste tijdsvolgorde: