In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Liberalisme
Slide 1 - Tekstslide
Socialisme
Slide 2 - Tekstslide
Feminisme
Slide 3 - Tekstslide
Sociale kwestie
Slide 4 - Tekstslide
Wat betekent "Industriële Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd
Slide 5 - Quizvraag
Welke Revolutie was eerst?
A
Franse Revolutie
B
Amerikaanse Revolutie
C
Bataafse Revolutie
D
Industriële Revolutie
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer begon de industriële revolutie in Nederland
A
1953
B
1800
C
1870
D
2017
Slide 7 - Quizvraag
De agrarische revolutie was een oorzaak van de industriële revolutie.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Welke energiebron werd vooral gebruikt tijdens de industriële revolutie?
A
Olie
B
Gas
C
Kolen
D
Elektriciteit
Slide 9 - Quizvraag
Kinderarbeid hoort bij de industriële revolutie
A
Goed
B
Fout
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de Industriële revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 11 - Quizvraag
Welke groep kreeg meer macht door de Industriële Revolutie?
A
Burgers
B
Boeren
C
Adel
D
Vorsten
Slide 12 - Quizvraag
De industriële revolutie is .....
A
een gebeurtenis
B
een persoon
C
een verschijnsel
D
een ontwikkeling
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer was de industriële revolutie?
A
In de 18e eeuw
B
In de 19e eeuw
C
In de 20e eeuw
D
In de 21e eeuw
Slide 14 - Quizvraag
In welk land ontstond de industriële revolutie?
A
Groot-Brittannie
B
België
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 15 - Quizvraag
Welke grondstoffen zijn de belangrijkste aan het begin van de Industriële Revolutie?
A
Plastic en steenkool
B
Steenkool en ijzer
C
Olie en ijzer
D
Staal en steenkool
Slide 16 - Quizvraag
Waar leefde de meeste mensen vóór de industriële revolutie?
A
in arbeiderswijken in een dorp
B
in een arbeiderswijk in de stad
C
Op het platteland
D
in fabrieken
Slide 17 - Quizvraag
Welke vormen van energie kende men vóór de Industriële Revolutie?
A
windkracht, stoomkracht, spierkracht
B
windkracht, waterkracht, spierkracht
C
waterkracht, stoomkracht, spierkracht
D
windkracht, stoomkracht, waterkracht
Slide 18 - Quizvraag
Industriële Revolutie wat klopt niet?
A
betekent dat handenarbeid wordt vervangen door machines
B
betekent dat huisnijverheid vervangen wordt door fabrieksarbeid
C
leidde tot minder welvaart
D
leidde tot de sociale kwestie
Slide 19 - Quizvraag
Deze vraag gaat over politieke stromingen tijdens de industriële revolutie.
Welke zin is juist?
A
Een organisatie die zich vanuit bepaalde ideeën bezighoudt met het overheidsbestuur is communistisch.
B
Een politieke partij is een organisatie die zich vanuit bepaalde ideeën bezighoudt met het overheidsbestuur.
C
Productiemiddelen zijn volgens de conservatieven het bezit van een staat.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 20 - Quizvraag
Welke reden wordt genoemd waarom tijdens de industriële revolutie veel mensen van het platteland naar de stad verhuisden?
A
Op het platteland was er minder werk
B
Het loon in de stad was hoger
C
De arbeidsomstandigheden minder goed op het platteland dan in de stad
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 21 - Quizvraag
Deze vraag gaat over de sociale kwestie tijdens de industriële revolutie.
1 De ergste missstanden verdwijnen 2 Door de industrialisatie ontstaat de sociale kwestie. 3 Er komen sociale wetten door politieke partijen 4 Vakbonden komen op voor de belangen van werknemers.
Zet bovenstaande vier zinnen in de juiste tijdsvolgorde: