3T periode 2 de naamvallen

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

♥lich Willkommen!

Programma

• Start
• LOGO-uitzending kijken
• Korte herhaling haben/ sein v.t 
• Uitleg naamvallen
• Oefening LessonUp
• Oefening boek 

Am Ende der Stunde:

• Ik weet wat de 1e, 3e en 4e naamval is en kan deze toepassen.
• Ik weet hoe ik de persoonlijke vnw in de 1e, 2e en 3e naamval zet.  

www.zdf.de

5 Fakten über Feuerwerk

Weißt du noch?

Ich

du

er/sie/es/man

wir

ihr

sie/Sie

war

waren

waren

wart

war

warst

Ich

du

er/sie/es/man

wir

ihr

sie/Sie

hatte

hatten

hatten

hattet

hatte

hattest

Wo wart ihr?

Wir waren am Strand

Hattet ihr gutes Wetter?

Ja, es war warm.

Wo warst du?

Ich war in der Stadt.

Hatten Sie schon reserviert?

Meine Frau hatte einen Tisch reserviert.

Sie war hier gestern.

Aber wir hatten ihm geholfen.

Ich hatte Autopanne.

waren jullie

wij waren

hadden jullie

het was

was jij

ik was

had u

zij had

zij was

we hadden

ik had

Koppel de juiste vertaling van de voorzetsels met de vierde naamval aan elkaar

door

voor

zonder

om

tot

tegen

durch

für

ohne

um

bis

gegen

Koppel de juiste vertaling van de voorzetsels met de vierde naamval aan elkaar

door

voor

zonder

om

tot

tegen

durch

für

ohne

um

bis

gegen

sleep de voorzetsels naar de juiste naamval.

3e  naamval

4e naamval

aus

bei

mit

nach

seit

von

zu

außer

durch

für

ohne

um

bis

gegen

entlang

Die Eltern schenkten (hem) Geld.

Morgen gebe ich ('jou')
einen
Blumenstrauß.

Josef kauft (haar)
Blumen.

Willst du dich zu (mij)
setzen?

Jungs, ich möchte ich mich bei (jullie)
bedanken.

„Ich bin gleich bei (jou)
“, sagte der Kellner zu den Gästen.

Hausaufgaben

Aufgaben 18 t/m 24 (23 overslaan) 

Seite 67-71)