Niveau 2 - Domein 4

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Het begrip procent 
  • procent = per honderd (van de honderd)
  • vaak handig om eerst 1% uit te rekenen en dan vermenigvuldigen met het aantal dat je nodig hebt 
  • rekenen met verhoudingstabel  

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is waar? 
  1. 3/4 van de cirkel is wit 
  2. 1/4 van de cirkel is blauw 
  3. 75% van de cirkel is blauw 
  4. 25% van de cirkel is wit 
  5. 3/5 van de cirkel is blauw 

Slide 6 - Tekstslide


Wat is waar?
1. 3/4 van de cirkel is wit          4. 25% van de cirkel is wit   
2. 1/4 van de cirkel is blauw    5. 3/5 van de cirkel is blauw 
3. 75% van de cirkel is blauw 

Slide 7 - Open vraag

Ballenbak
  1. Welk deel van de ballen is blauw? 
  2. Hoeveel procent van de ballen is blauw? 
  3. In de ballenbak zitten 1500 ballen  
       Hoeveel ballen zijn blauw? 

Slide 8 - Tekstslide

Welk deel van de ballen is blauw?
A
5/1 deel
B
1/5 deel
C
4/1 deel
D
1/4 deel

Slide 9 - Quizvraag

Ballenbak
Welk deel van de ballen is blauw? 
1 van de 5 =
1/5 deel

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel procent van de ballen is blauw?
A
5%
B
25%
C
15%
D
20%

Slide 11 - Quizvraag

Ballenbak
Hoeveel % van de ballen is blauw? 
1/5 deel - zie rekenkaart = 20%
OF
1 : 5 x 100 = 20%

Slide 12 - Tekstslide

In de ballenbak zitten 1500 ballen. Hoeveel ballen zijn blauw?
A
300
B
500
C
750
D
1500

Slide 13 - Quizvraag

Ballenbak
Hoeveel ballen zijn blauw als er in totaal 1500 ballen in de bak zitten? 
1/5 deel = 1500 : 5 = 300
OF
20% - eerst 1% uitrekenen:
1500 : 100 = 15
15 x 20 = 300

Slide 14 - Tekstslide

Wat kost de wasbak met de korting eraf?
A
20 euro
B
25 euro
C
60 euro
D
100 euro

Slide 15 - Quizvraag

Wat kost de wasbak met de korting eraf?
Stap 1: eerst 1% uitrekenen
80 : 100 = 0,8
Stap 2: 1% vermenigvuldigen met percentage
0,8 x 25 = 20
Stap 3: optellen of aftrekken indien nodig
80 - 20 = 60

Slide 16 - Tekstslide


Hoeveel euro korting krijg je per m²?
A
0,50 euro
B
1 euro
C
2 euro
D
2,50 euro

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel korting krijg je? 
Hoeveel euro korting krijg je per m2?

20% = 1/5 = 1 euro

Slide 18 - Tekstslide


Je koopt 25 m². Hoeveel euro korting krijg je dan?
A
4 euro
B
20 euro
C
25 euro
D
50 euro

Slide 19 - Quizvraag

Hoeveel korting krijg je? 
Je koopt 25 m2. Hoeveel euro korting krijg je dan?  

25 x 1 euro = 25 euro
OF 
25 x 5 = 125 : 5 = 25
OF 
25 x 5 = 125 :100 = 1,25 x 20 = 25

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel ml ijs wordt er in de zomer per persoon gegeten?
A
1200
B
3200
C
4200
D
7000

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel ml ijs wordt er in de zomer per persoon gegeten?
Stap 1: eerst 1% uitrekenen
3000 : 100 = 30
Stap 2: 1% vermenigvuldigen met percentage
30 x 40 = 1200
Stap 3: optellen of aftrekken indien nodig
3000 + 1200 = 4200

Slide 22 - Tekstslide

De waterschapsbelasting is 0,01% van de woning + 130 euro per maand.
Hoeveel waterschapsbelasting betaal je voor een huis van 250000 euro?
A
25
B
130
C
155
D
250025

Slide 23 - Quizvraag

De waterschapsbelasting is 0,01% van de woning + 130 euro per maand.
Hoeveel waterschapsbelasting betaal je voor een huis van 250000 euro?
Stap 1: 1% berekenen
250000 : 100 = 2500
Stap 2: 1% vermenigvuldigen met percentage
2500 x 0,01% = 25
Stap 3: optellen of aftrekken indien nodig
130 + 25 = 155

Slide 24 - Tekstslide

Rekenen met procenten
  • gebruik een verhoudingstabel 
  • geheel is 100%
  • vaak is het handig om eerst terug te rekenen naar 1% 

Slide 25 - Tekstslide