2. Opdrachten N2 - Domein 4 - Procenten gebruiken

PROCENTEN
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

PROCENTEN

Slide 1 - Tekstslide

2. Opdrachten N2 - Domein 4 - Procenten gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een procent?

Het woord procent betekent letterlijk: per honderd. 

Voorbeeld
8 van de 100 hokjes zijn hier groen ingekleurd. Dit betekent dat 8% van de hokjes groen zijn ingekleurd. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel procent van de hokjes is rood ingekleurd?

Slide 4 - Open vraag

Ans koopt online een jas van 80 euro. Er is een actie waardoor de jas is afgeprijsd. Hoeveel betaalt Ans nu voor de jas?

Slide 5 - Open vraag

Rekenen met procenten
1% is 1 van 100
1% =         deel

Als je gaat rekenen met procenten is het makkelijk om eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. 
1001

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
1% van 100 = 1
6% van 100 = 6

1% van 300 = 300 : 100 = 3 
15% van 300 = 15 x 3 = 45 

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel e-bikes zijn er deze maand verkocht?

Slide 8 - Open vraag

Rekenen met procenten 
Een prijsverhoging of prijsverlaging berekenen
Reken eerst de verhoging of verlaging uit. Tel dit bedrag bij de prijs op of haal het van de prijs af. 

Voorbeeld
Marthe betaalt 400 euro huur. Volgende maand wordt de huurprijs met 5% verhoogd. Hoeveel huur moet Marthe volgende maand betalen?

Bereken eerst de verhoging 
1% van 400 euro = 4 euro 
5% van 400 euro = 5 x 4 = 20 euro
400 euro + 20 euro = 420 euro

Volgende maand moet Marthe 420 euro betalen voor de huur. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel moet je betalen voor deze kast?

Slide 10 - Open vraag



Deze telefoon is in de aanbieding. Hoeveel procent korting krijg je?

Slide 11 - Open vraag

Breuken, verhoudingen en procenten

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
1 van de 4 lampjes is rood. 
deel van de lampjes is rood. 
25% van de lampjes is rood. 
41

Slide 13 - Tekstslide

Toename of afname in procenten
Bij het rekenen met procenten moet je bedenken welk bedrag of aantal 100% is. 
Bij een toename van 5 % wordt het nieuwe percentage 105%
Bij een afname van 5% wordt het nieuwe percentage 95%

Slide 14 - Tekstslide

Een boek kost inclusief 6% btw 21,20 euro. Hoe duur is het boek exclusief btw?

Slide 15 - Open vraag

Handige percentages
Sommige percentages zijn als eenvoudige breuk te schrijven. 
Bij deze percentages kun je handig met de breuk rekenen. 

1% = 
10% = 
20% = 
25% = 
50% = 
75% = 
1001
10010=101
10020=51
10025=41
10050=21
10075=43

Slide 16 - Tekstslide

De prijs van een spijkerbroek is 80 euro. Je krijgt 25% korting. Hoeveel euro korting krijg je?

Slide 17 - Open vraag

3 van de 60 zwartvoetpinguïns leggen maar één ei. Hoeveel procent van de zwartvoetpinguïns legt maar één ei?

Slide 18 - Open vraag

Ik vereenvoudig de breuk .... zo veel mogelijk.

De breuk wordt dan
A
1/2
B
2/3
C
3/7
D
6/14

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de schrijfwijze van een breuk?
A
0,15
B
0,0754
C
2/5
D
33

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf de breuk als decimaalgetal
3/4
A
0,80
B
0,75
C
0,60
D
0,40

Slide 21 - Quizvraag

Welk decimaalgetal past bij de breuk?

8/10
A
0,10
B
0,08
C
0,90
D
0,80

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel procent van de ballen is blauw?
A
5%
B
25%
C
15%
D
20%

Slide 23 - Quizvraag

Voorheen betaalde je 80 cent per kubieke meter gas. Wat wordt de prijs na een verhoging van 50%?​
A
1,20 euro
B
1,30 euro
C
1,40 euro
D
1,60 euro

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vaak past 50m² in 400m²
A
4 keer
B
6 keer
C
7 keer
D
8 keer

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel % is 50 van 400 ?
A
12,5%
B
20%
C
25%
D
10%

Slide 26 - Quizvraag

EINDE

Slide 27 - Tekstslide