Economische groei H4 en H5


A
Bij het meenemen van een schoon milieu in de welvaart heb je het over een eng welvaartsbegrip
B
Bij het meenemen van een schoon milieu in de welvaart heb je het over een ruim welvaartsbegrip
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


A
Bij het meenemen van een schoon milieu in de welvaart heb je het over een eng welvaartsbegrip
B
Bij het meenemen van een schoon milieu in de welvaart heb je het over een ruim welvaartsbegrip

Slide 1 - Quizvraag

Bij welke voorbeelden gaat het om een brede welvaartsmaatstaf?
A
Reeele economische groei
B
Arbeidsinkomensquote
C
Human Development Index
D
Economische groei per inwoner

Slide 2 - Quizvraag

Positieve en negatieve externe effecten worden niet meegenomen in de berekening van het BBP. Stel dat deze effecten wel worden meegenomen in de berekening van het BBP. Welke effecten zorgen voor een stijging van het BBP?
A
Negatieve externe effecten
B
Positieve externe effecten

Slide 3 - Quizvraag

Vrijwilligerswerk dat mensen doen voor een sportclub hoort bij de 1) ........ sector. De toegevoegde waarde die hiermee gecreëerd wordt telt voor het grootste gedeelte 2) ....... mee in de berekening van het bbp. Het werk verhoogt de maatschappelijke welvaart 3)..........
A
1: informeel 2: wel 3. wel
B
1. formeel 2. niet 3. niet
C
1. informeel 2. niet 3. wel
D
1. formeel 2. niet 3. wel

Slide 4 - Quizvraag

In een land nam tussen 2018 en 2021 het bbp toe van EUR 360 mrd naar EUR 440 mrd. In dezelfde periode steeg de bevolking met 6,25%. Bereken de nominale economische groei per hoofd van de bevolking in deze periode in %

Slide 5 - Open vraag

In een land nam tussen 2018 en 2021 het bbp toe van EUR 360 mrd naar EUR 440 mrd. In dezelfde periode steeg de bevolking met 6,%. Bereken de nominale economische groei per hoofd van de bevolking in deze periode in %

Nominale economische groei: (440 -360)/360 x100% = 22,22%
In dezelfde periode steeg de bevolking met 6,25%. 
Nominale economische groei per hoofd van de bevolking: 
22,22% - 6,25% = 15,97%

Slide 6 - Tekstslide

In land A verdient % van de inwoners met de laagste inkomens met elkaar 30% van het totale inkomen.
A
30%
B
50%
C
25%
D
75%

Slide 7 - Quizvraag

In land B zijn de inkomens meer genivelleerd dan in land A
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wordt de secundaire inkomensverdeling schever of minder scheef door de invoering van een belastingvrije voet van EUR 3.000
A
Schever
B
Minder scheef

Slide 9 - Quizvraag

Bij een progressief belastingstelsel betalen mensen met hogere inkomens relatief gezien meer belasting dan mensen met lagere inkomens
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Bij een vlaktaks met belastingvrije voet is het marginale belastingtarief altijd lager dan het gemiddelde belastingtarief
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Het bruto inkomen noemen we ook wel besteedbaar inkomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag