In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Theme 4 Mavo 3
Doel: een betrekkelijke bijzin herkennen en toepassen in een Engelse zin.
The thief who robbed an old lady was sent to jail.
Een betrekkelijke bijzin geeft extra informatie over iets of iemand. Extra info: de dief heeft een oude dame beroofd.
Deze bijzinnen beginnen meestal met who, which of that.
NL: die of dat
Gebruik:
- who bij personen- which bij dieren en dingen- that bij personen, dieren en dingenThat is informeler dan who en which.
This is the car which was involved in an accident.
There goes the girl that looks like Alice.
Soms moet de bijzin in de zin staan om te begrijpen over wie of wat de zin gaat.
Dan laten we het woordje who, which of that ook weg uit de zin.
This is the suspect the police arrested in New York.
This is the suspect (who) the police arrested in New York.
Indien een bijzin alleen extra informatie geeft, dan zetten we deze bijzin tussen komma's.
'that' mag je dan nooit gebruiken, alleen who en which.
Franklin, who is my nephew, is younger than I am.
Je kunt who en which ook met een voorzetsel in een bijzin zetten.
Dan begint de bijzin met who/which en eindigt met een voorzetsel.
The village (which) I lived in has really changed.
Het voorzetsel mag ook vooraan, dan wordt het formeler.The village in which I lived has really changed.
Gebruik je dan who in de bijzin, dan verandert 'who' in 'whom'.
The owner to whom the police had talked, was afraid.