Lesbrief 10 Ondersteunende dienst Non-Food

Les 1: boekje 10 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1: boekje 10 

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  • absentie/ lesdoelen
  • theorie
  • zelf aan de slag
  • check lesdoelen
  • einde les

Slide 2 - Tekstslide

Vaste volgorde

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
welke werkzaamheden en werkplekken er zijn in de ondersteunende dienstwat de werkzaamheden zijn van een medewerker non-food.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Huishoudelijk werk 
Huishoudelijk werk kun je indelen in drie soorten werkzaamheden:

  • het verzorgen van de voeding
  • schoonmaken
  • textielverzorging

Slide 6 - Tekstslide

Medewerker huishoudelijke dienst
Medewerkers van een huishoudelijke dienst zijn professioneel opgeleide medewerkers. 

Ze hebben kennis van schoonmaaktechnieken, schoonmaakmaterialen en schoonmaakmiddelen of van bijvoorbeeld de textielverzorging. Ze moeten ook goed kunnen organiseren. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 3
Groothuishouding:
Een groothuishouding is een huishouding in het groot, zoals de huishoudelijke dienst of facilitaire dienst in een ziekenhuis of instelling.




Kleinhuishouding:
Een kleinhuishouding is een privéhuishouding voor één of meer personen. Bijvoorbeeld een eenpersoonshuishouden of een huishouden voor een gezin.

Slide 8 - Tekstslide

waarom maken we schoon
  • Voor je gezondheid
 je kunt ziek worden van teveel vuil;
  • Voor je welzijn
 je voelt je prettiger in een schone omgeving
  • Ter voorkoming van slijtage 
Spullen gaan langer mee
  • Veiligheid
Je kunt struikelen en uitglijden over vuil




Slide 9 - Tekstslide

soorten schoonmaakniveaus
Ruw schoon: voor het oog schoon/ opgeruimd; je maakt eigenlijk nog niks echt schoon

Huishoudelijk schoon: gewoon schoonmaken met doekje en water en middel

Smetschoon: ontsmetten = micro organismen doden



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Traditioneel schoonmaken
Wat is het? Dit is de manier van vroeger. Je gebruikt een emmer water en schoonmaakmiddelen (meestal uit een plastic fles). Het is een veel-water-methode.
Ook gebruik je: doekjes, sponsjes, emmers en 
borstels.
Schoonmaakmiddelen ruiken lekker en daarom lijkt iets vaak schoon, ook als dat niet zo is.

Slide 12 - Tekstslide

Schoonmaken met microvezel
Wat is dit? Hierbij gebruiken we speciale microvezel materialen.
Je gebruikt bij deze manier van schoonmaken weinig water        (= klamvochtig). 
Je gebruikt GEEN schoonmaakmiddelen.

Je vraagt je nu natuurlijk af: 'Wordt iets dan wel schoon zonder schoonmaakmiddelen ?'

Slide 13 - Tekstslide

Waarom met microvezel iets wel schoon wordt zonder schoonmaakmiddelen:
1. Je maakt schoon door middel van BEWEGING
2. Een doek met microvezel bestaat uit heel veel héle kleine vezeldraadjes die op veel plaatsen gebroken zijn (=alleen te zien met een microscoop!)
3. Doordat de vezeldraadjes gebroken zijn ontstaan er 'scherpe' hoekjes
4. Scherpe hoekjes maken krassen in vuil
5. Stukjes vuil blijven aan de hoekjes kleven
6. Vuil plakt vast aan de microvezeldoek

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Aan de slag!
Gebruik hiervoor tekstbronnen 39, 40, 41 en 43

Taak 1: Opdrachten 2, 3 en 4
Taak 2: Opdracht 2
Taak 3: Opdracht 2
Taak 4: Opdracht 2




Slide 16 - Tekstslide

Wat is een microvezel??
-Microvezel: gemaakt om droog en klamvochtig te reinigen.
-microvezeldoek is erg sterk
-Droogt snel
-Neemt heel veel stof en vuil op
-Laat geen pluizen achter
-Maakt streeploos schoon.  
-Alleen een klein beetje water nodig

Slide 17 - Tekstslide

Kleuren microvezeldoeken
Blauw voor: interieur

Rood voor: sanitair
Geel voor: keuken / desinfectie
Groen voor: vloeren
Wit voor: algemeen gebruik




Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Vouwen Microvezeldoek

Slide 20 - Tekstslide

Schoonmaak frequentie 
Schoonmaakfrequentie; Hoe vaak je iets schoonmaakt. 
Bijvoorbeeld maak je  dagelijks, wekelijks of maandelijks. 

 In het schoonmaakprotocol vind je vaak een aanbeveling voor de frequentie van schoonmaken.

Slide 21 - Tekstslide

Periodiek schoonmaken 



Periodieke werkzaamheden zijn extra schoonmaakwerkzaamheden. Je voert ze met een bepaalde regelmaat uit, bijvoorbeeld eens per week of eens per maand. 

Slide 22 - Tekstslide

Schoonmaakplan
Een schoonmaakplan is een overzicht: 
  • Wat je moet schoonmaken, 
  • Wanneer en hoe vaak je moet schoonmaken (periodiek, wekelijks, dagelijks)
  • Hoe je moet schoonmaken
  • Wie er moet schoonmaken
  • Met welke middelen en hoe die middelen gebruikt moeten worden 
  • Iedereen die schoonmaakt moet daarvan op de hoogte zijn.

Slide 23 - Tekstslide

Gouden regels 

1. werk van boven naar beneden
2. werk van schoon naar vuil

Slide 24 - Tekstslide

Quiz

Slide 25 - Tekstslide

Wat staat er in een schoonmaakplan?
A
Wat, hoe en wanneer er gepoetst moet worden.
B
Wat, hoe, wanneer en door wie er gepoetst moet worden.
C
Wat er gepoetst moet worden.
D
Wat en door wie er gepoetst moet worden.

Slide 26 - Quizvraag

Welke werkzaamheden worden wekelijks gedaan in het schoonmaakplan?
A
Badkamer poetsen.
B
Luchtrooster schoonmaken.
C
WC poetsen.
D
Eettafel afvegen.

Slide 27 - Quizvraag

Noem 3 redenen waarom schoonmaken belangrijk is

Slide 28 - Open vraag

Ruwschoon
Huishoudelijk schoon
Smetschoon

Slide 29 - Sleepvraag

Wat is professioneel schoonmaken
A
Tafel afruimen na het eten
B
Schoonmaken op je werk
C
Schoonmaken volgens een planning
D
Toilet en badkamer schoonmaken

Slide 30 - Quizvraag

Periodieke schoonmaak is
A
iets dagelijks reinigen
B
onregelmatig iets reinigen
C
met vaste regelmaat iets reinigen
D
nooit iets reinigen

Slide 31 - Quizvraag

Wat is microvezel schoonmaken?
A
Een sopje met veel schoonmaakmiddel
B
Klamvochtige doek geen sopje
C
Een sopje en een werkdoek

Slide 32 - Quizvraag

Wat is klamvochtig schoonmaken?
A
Stof en vuil afnemen met een natte doek.
B
Stof en vuil afnemen met een droge doek.
C
Stof en vuil afnemen met een goed uitgewrongen doek.
D
Stof en vuil afnemen met een stuk keukenpapier.

Slide 33 - Quizvraag

Aan de slag!
Gebruik hiervoor tekstbronnen: 44, 46, 47, 48, 49, 29 en 85
Taak 5: Opdracht 2, 3 en 4
Taak 6: Opdracht 2, 3 en 4                                
Taak 7: Opdracht 2 en 3a                                    
Taak 8: Opdracht 2
Taak 9: Opdracht 1
      
 BEGRIPPENLIJST INVULLEN



Gebruik hiervoor tekstbronnen 39 en 40, 41

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video