Na deze les weet je hoe je zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden kunt herkennen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je hoe je zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden kunt herkennen.
Slide 1 - Tekstslide
Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord staat, dan is dat een zelfstandig werkwoord (zww). Het geeft aan wat het onderwerp ‘doet’, bijvoorbeeld: studeren, tennissen, tuinieren, kwispelen, krijgen of vallen.
Hulpwerkwoorden (hww) komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord. Ze ‘helpen’ om het gezegde te maken; denk aan: hebben, zijn, worden, zullen, kunnenen mogen.
Slide 2 - Tekstslide
Laat van elke zin steeds de persoonsvorm weg tot je nog maar één werkwoord overhoudt. De werkwoorden mag je vervoegen. Welk werkwoord houd je over? Nika heeft haar spreekbeurt over ruimtevaart zorgvuldig kunnen voorbereiden.
Slide 3 - Open vraag
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord is. Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.
Slide 4 - Open vraag
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord is. Voor een Elfstedentocht moet het echt veel harder gaan vriezen.
Slide 5 - Open vraag
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord is. Had je mijn fietssleutel niet beter in je portemonnee kunnen bewaren?
Slide 6 - Open vraag
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is. De buurvrouw zal echt wel voor je plantjes willen zorgen.
Slide 7 - Open vraag
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is. In de nieuwe pizzeria zou Pieter heerlijk gegeten hebben.
Slide 8 - Open vraag
Geef aan wat het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord is. De volgende keer moet Luuk de afwas zorgvuldiger doen.
Slide 9 - Open vraag
Ik weet wat een hulpwerkwoord en een zelfstandigwerkwoord is en kan dit in een zin aangeven.
😒🙁😐🙂😃
Slide 10 - Poll
Zo herken je het zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
In een zin staat altijd maar één zelfstandig werkwoord.
Als in een zin slechts één werkwoord
(= de persoonsvorm) staat, is dat een zelfstandig werkwoord:
– Bij de bakker koop (zww) je lekkere gebakjes.
3. Als er meer werkwoorden in de zin staan, staat hetzelfstandig werkwoordmeestal achterin de zin
Slide 11 - Tekstslide
Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoord (hww):
– Bij de bakker kun (hww) je lekkere gebakjes kopen (zww).
– Bij de bakker zou (hww) je lekkere gebakjes kunnen (hww) kopen (zww).
Slide 12 - Tekstslide
nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl
Slide 13 - Link
Laat van elke zin steeds de persoonsvorm weg tot je nog maar één werkwoord overhoudt. De werkwoorden mag je vervoegen. Welk werkwoord houd je over? De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd.
Slide 14 - Open vraag
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 15 - Tekstslide
H1A-2021
Slide 16 - Tekstslide
H1B-2021
Slide 17 - Tekstslide
Aan de slag
Slide 18 - Tekstslide
Nu zelfstandig aan de slag
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 94