Overleggen, met wie?

Overleggen, met wie?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Overleggen, met wie?

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Je hebt kennis van de rollen en taken van verschillende disciplines.
Je hebt kennis van verschillende overlegvormen.

Slide 2 - Tekstslide

Vormen van samenwerken
  • Monodisciplinair samenwerken
  • Multidisciplinair samenwerken
  • Interdisciplinair samenwerken 
  • Intradisciplinair samenwerken

Slide 3 - Tekstslide

Discipline
Discipline betekent in deze context beroep of vak.
Mono = alleen, enkelvoudig; één professional.
Multi = meerdere, meervoudig; meerdere professionals zijn betrokken, ieder eigen vakgebied.
Inter = tussen; intensieve samenwerking, delen van ideeën, samen een strategie bedenken.
Intra = binnen eigen discipline; bijvoorbeeld team van dagbesteding.

Slide 4 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Samenwerken met een team activiteitenbegeleiders van een andere organisatie is een vorm van Interdisciplinair samenwerken
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Welke disciplines ken je?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Casus
Je bent begeleider Maatschappelijke Zorg en ondersteunt samen met andere disciplines een cliënt met een meervoudige beperking. Welke uitspraak is van welke discipline?

Slide 8 - Tekstslide

"De ingang is te smal voor zijn rolstoel. Deze zal verbreed moeten worden."
A
Fysiotherapeut
B
Podoloog
C
Ergotherapeut
D
Psychomotorisch therapeut

Slide 9 - Quizvraag

"Ik doe oefeningen met hem om spanningen in zijn lichaam te verminderen."
A
Fysiotherapeut
B
Remedial teacher
C
Orthopedagoog
D
Psychomotorisch therapeut

Slide 10 - Quizvraag

"We gaan langzaam zijn antidepressiva afbouwen."
A
Psychiater
B
Psycholoog
C
Orthopedagoog
D
Huisarts

Slide 11 - Quizvraag

"Ik oefen een keer in de week met zijn mondmotoriek."
A
Diëtist
B
Bewegingsagoog
C
Instellingsarts
D
Logopedist

Slide 12 - Quizvraag

Overleg met externen
Personen die af en toe binnen de organisatie zijn, maar geen vast onderdeel vormen van het team.

Slide 13 - Tekstslide

Welke externen kom jij tegen
op je werkplek?

Slide 14 - Woordweb

Geef 2 voorbeelden van wat voor jou een reden zou zijn voor jou om te overleggen en met wie?

Slide 15 - Open vraag

Rol, functie, taak, bevoegdheid, verantwoordelijkheid
Betekenis van deze termen:
Rol
Functie 
Taak 
Bevoegdheid 
Verantwoordelijkheid 

Slide 16 - Tekstslide

Rol, functie, taak, bevoegdheid, verantwoordelijkheid
Functie = het totaalpakket aan taken en verantwoordelijkheden die passen bij het beroep dat je uitvoert. Je hebt een functie en van daaruit vervul je vaak meerdere rollen
Rol = verzameling werkzaamheden met een logische samenhang
Taak = wat iemand doet 
Bevoegdheid = wat iemand mag doen
Verantwoordelijkheid = wat iemand moet doen

Slide 17 - Tekstslide

Wat mag een andere discipline doen, wat jij niet mag doen?

Slide 18 - Open vraag

Kies minimaal 2 opdrachten om de theorie te verwerken 
Leeractiviteit 2
Professional maatschappelijke zorg 
  • Thema 13, Samenwerken met informele ondersteuning, Opdracht 4 ‘Samenwerken met informele zorg’
  • Thema 13, Samenwerken met informele ondersteuning, Opdracht 5 ‘Samenwerken met mantelzorgers’
  • Thema 12, Professioneel samenwerken, Opdracht 3 ‘Samenwerken’
  • Thema 12, Professioneel samenwerken, Opdracht 5 ‘Afstemmen en plannen’  







Slide 19 - Tekstslide