Overleggen, met wie?

Overleggen, met wie?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Overleggen, met wie?

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Je hebt kennis van de rollen en taken van verschillende disciplines.
Je hebt kennis van verschillende overlegvormen.

Slide 2 - Tekstslide

Vormen van samenwerken
  • Monodisciplinair samenwerken
  • Multidisciplinair samenwerken
  • Interdisciplinair samenwerken 
  • Intradisciplinair samenwerken

Slide 3 - Tekstslide

Discipline
Discipline betekent in deze context beroep of vak.
Mono = alleen, enkelvoudig
Multi = meerdere, meervoudig
Inter = tussen
Intra = binnen

Slide 4 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Samenwerken met een team activiteitenbegeleiders van een andere organisatie is een vorm van Interdisciplinair samenwerken
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Welke disciplines ken je?

Slide 6 - Woordweb

Wie van deze disciplines is een behandelaar?
A
Psycholoog
B
Fysiotherapeut
C
Logopedist
D
Psychomotorisch therapeut

Slide 7 - Quizvraag

Tot welk soort discipline behoort de ergotherapeut?
A
Vaktherapeuten
B
Paramedici
C
Social workers
D
Behandelaars

Slide 8 - Quizvraag

Samenwerken met disciplines
  • Behandelaren: artsen, psychologen, psychiaters, orthopedagogen
  • Paramedici: diëtisten, logopedisten, ergotherapeuten, fysiotherapeuten
  • Vaktherapeuten: beeldend, dans, bewegings, muziek, psychomotorisch
  • Verpleegkundigen en verzorgenden
  • Onderwijs: leraren, intern begeleiders, remedial teachers

Slide 9 - Tekstslide

Casus
Je bent begeleider Maatschappelijke Zorg en ondersteunt samen met andere disciplines een cliënt met een meervoudige beperking. Welke uitspraak is van welke discipline?

Slide 10 - Tekstslide

"De ingang is te smal voor zijn rolstoel. Deze zal verbreed moeten worden."
A
Fysiotherapeut
B
Podoloog
C
Ergotherapeut
D
Psychomotorisch therapeut

Slide 11 - Quizvraag

"Ik doe oefeningen met hem om spanningen in zijn lichaam te verminderen."
A
Fysiotherapeut
B
Remedial teacher
C
Orthopedagoog
D
Psychomotorisch therapeut

Slide 12 - Quizvraag

"We gaan langzaam zijn antidepressiva afbouwen."
A
Psychiater
B
Psycholoog
C
Orthopedagoog
D
Huisarts

Slide 13 - Quizvraag

"Ik oefen een keer in de week met zijn mondmotoriek."
A
Diëtist
B
Bewegingsagoog
C
Klinisch linguïst
D
Logopedist

Slide 14 - Quizvraag

Overleg met externen
Personen die af en toe binnen de organisatie zijn, maar geen vast onderdeel vormen van het team.

Slide 15 - Tekstslide

Welke externen kom jij tegen
op je werkplek?

Slide 16 - Woordweb

Geef 2 voorbeelden van wat voor jou een reden zou zijn voor jou om te overleggen en met wie?

Slide 17 - Open vraag

Rol, functie, taak, bevoegdheid, verantwoordelijkheid
Betekenis van deze termen:
Rol
Functie 
Taak 
Bevoegdheid 
Verantwoordelijkheid 

Slide 18 - Tekstslide

Rol, functie, taak, bevoegdheid, verantwoordelijkheid
Rol = verzameling werkzaamheden met een logische samenhang
Functie = samenhangend pakket van taken en verantwoordelijkheden. Kan bestaan uit meerdere rollen. 
Taak = wat iemand doet 
Bevoegdheid = wat iemand mag doen
Verantwoordelijkheid = wat iemand moet doen

Slide 19 - Tekstslide

Wat mag een andere discipline doen, wat jij niet mag doen?

Slide 20 - Open vraag

Kies minimaal 2 opdrachten om de theorie te verwerken 
Leeractiviteit 2
Professional maatschappelijke zorg 
  • Thema 13, Samenwerken met informele ondersteuning, Opdracht 4 ‘Samenwerken met informele zorg’
  • Thema 13, Samenwerken met informele ondersteuning, Opdracht 5 ‘Samenwerken met mantelzorgers’
  • Thema 12, Professioneel samenwerken, Opdracht 3 ‘Samenwerken’
  • Thema 12, Professioneel samenwerken, Opdracht 5 ‘Afstemmen en plannen’  







Slide 21 - Tekstslide