Trappen van vergelijking + als / dan oefening

Oefenen met.. 
De trappen van vergelijking
Als/dan
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met.. 
De trappen van vergelijking
Als/dan

Slide 1 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Trappen van vergelijking

Slide 2 - Tekstslide

Noteer de trappen van vergelijking van het woord 
 'traag'.
1
2
3
 traag
trager
traagst

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?

lief
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel trappen van vergelijking zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van...?

veel
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 6 - Quizvraag

Trappen van vergelijking:
meer =
A
vergelijkende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 7 - Quizvraag

De trappen van vergelijking:
dwaas-dwazer-...
A
dwaasts
B
dwazerst
C
dwaast

Slide 8 - Quizvraag

Trappen van vergelijking:
vreemd - vreemder - .............
A
vreemdst
B
vreemst
C
meest vreemd

Slide 9 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
weinig=
A
stellende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van veel ?
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de trappen van vergelijking?
A
stellende trap overtreffende trap vergrotende trap
B
vergrotende trap stellende trap overtreffende trap
C
stellende trap vergrotende trap overtreffende trap
D
overtreffende trap stellende trap vergrotende trap

Slide 12 - Quizvraag

Welke 'trappen van vergelijking' zijn goed?
A
mooi - meer mooi - mooist
B
mooi - mooier - mooist
C
mooi - lelijker - lelijkst
D
mooi - minder mooi - lelijk

Slide 13 - Quizvraag

Noteer de trappen van vergelijking van het woord 
 'traag'.
1
2
3
 traag
trager
traagst

Slide 14 - Sleepvraag

Trappen van vergelijking
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
Groot
Groter
Grootst

Slide 15 - Sleepvraag

Zet de trappen van vergelijking in de goede volgorde. 
1
2
3
de stellende trap
de vergrotende trap
de overtreffende trap

Slide 16 - Sleepvraag

Hij is groter dan ik.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Hij is net zo lui dan ik.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

De docent is net als ik een beetje moe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Ik ben groter ... mijn jongere zusje.
A
Als
B
Dan

Slide 20 - Quizvraag

Het is vandaag warmer ... gisteren.
A
Als
B
Dan

Slide 21 - Quizvraag

Jij bent net zo snel ... ik.
A
Als
B
Dan

Slide 22 - Quizvraag

Zij lacht vaker ... hij.
A
Als
B
Dan

Slide 23 - Quizvraag

De nieuwe telefoon is duurder ... de oude.
A
Als
B
Dan

Slide 24 - Quizvraag

Hij is precies even lang ... zijn beste vriend.
A
Als
B
Dan

Slide 25 - Quizvraag

Mijn vakantie begint eerder ... die van jou.
A
Als
B
Dan

Slide 26 - Quizvraag

Deze tas is zwaarder ... ik dacht.
A
Als
B
Dan

Slide 27 - Quizvraag