1VWO Oefentoets (GR3) Grammatica woordsoorten

Oefentoets (GR3) - 1VWO
Grammatica Woordsoorten H4, 5, 6
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets (GR3) - 1VWO
Grammatica Woordsoorten H4, 5, 6

Slide 1 - Tekstslide

Over de kwaliteit van jouw werk ZIJN wij altijd tevreden geweest.
zijn =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 2 - Quizvraag

Over de kwaliteit van jouw werk zijn wij altijd tevreden GEWEEST.
geweest =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 3 - Quizvraag

De bomen zullen echt niet altijd tot in de hemel blijven groeien.
zullen =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 4 - Quizvraag

De bomen zullen echt niet altijd tot in de hemel blijven groeien.
blijven =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 5 - Quizvraag

De bomen zullen echt niet altijd tot in de hemel blijven groeien.
groeien =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 6 - Quizvraag

Volgens hem wordt het morgen mooi weer, maar er is ook kans op onweer.
wordt =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 7 - Quizvraag

Wil je aan meneer Tak vragen wat voor huiswerk hij opgegeven heeft?
wil =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 8 - Quizvraag

Wil je aan meneer Tak vragen wat voor huiswerk hij opgegeven heeft?
vragen =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 9 - Quizvraag

Wil je aan meneer Tak vragen wat voor huiswerk hij opgegeven heeft?
opgegeven =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 10 - Quizvraag

Wil je aan meneer Tak vragen wat voor huiswerk hij opgegeven heeft?
heeft =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 11 - Quizvraag

House was vroeger onder pubers als muziekgenre enorm populair.
Noem alle voorzetsels.

Slide 12 - Open vraag

Zou mijn salaris wel maandelijks bij mij binnenkomen?
Noem alle voorzetsels.

Slide 13 - Open vraag

Zulke rare verhalen gelooft natuurlijk niemand.
zulke =
A
aanw. vnw
B
vr. vnw
C
onbep. vnw

Slide 14 - Quizvraag

Zulke rare verhalen gelooft natuurlijk niemand.
niemand =
A
aanw. vnw
B
vr. vnw
C
onbep. vnw

Slide 15 - Quizvraag

Van wie heb je die onzin eigenlijk gehoord?
wie =
A
aanw. vnw
B
vr. vnw
C
onbep. vnw

Slide 16 - Quizvraag

Van wie heb je die onzin eigenlijk gehoord?
die =
A
aanw. vnw
B
vr. vnw
C
onbep. vnw

Slide 17 - Quizvraag

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in.
Kies uit: hij, hem, zij, ze, haar, het, hen, hun.

Toen […] het hok van de leeuwin binnenstapte, gaf de leeuwentemmer […] meteen een stuk vlees.

Slide 18 - Open vraag

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in. Kies uit: hij, hem, zij, ze, haar, het, hen, hun.

Jort heeft op Marktplaats een bod gedaan op een mooie roeiboot, maar […] bleek niet hoog genoeg om […] in zijn bezit te krijgen.

Slide 19 - Open vraag

Wij hebben dat verslag heel wat netter
ingeleverd [als / dan] [hen / hun / zij].

kies de juiste woorden.

Slide 20 - Open vraag

Veel jongens geven lang niet zo om
mooie kleren [als|dan] [ons / wij].

Vul de juiste woorden in.

Slide 21 - Open vraag

Dit is het lekkerste ijsje [dat|wat] Jonathan ooit gegeten heeft.
Wat is correct?
A
dat
B
wat

Slide 22 - Quizvraag

Er is niets [dat|wat] Finn zo graag doet als liggen op het strand.
Wat is correct?
A
dat
B
wat

Slide 23 - Quizvraag

We hebben echt het belangrijkste verteld [dat|wat] we weten.
Wat is correct?
A
dat
B
wat

Slide 24 - Quizvraag

Als je de leerlingen ziet, wil je [hen|hun] dan deze boeken geven?
Wat is correct?
A
hun
B
hen

Slide 25 - Quizvraag

Ik zweer dat ik niets tegen [hen|hun] heb gezegd over onze plannen.
Wat is correct?
A
hun
B
hen

Slide 26 - Quizvraag