Verkeer grammatica

Verkeer grammatica
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Verkeer grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Wat is de persoonsvorm? 
Het onderwerp
De persoonsvorm
Het verkeersbord
is 
rond met een rode rand.

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp?
Wat is de persoonsvorm? 
Het onderwerp
De persoonsvorm
het verkeersbord
Is 
rond met een rode rand?

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp?
Wat is de persoonsvorm? 
Het onderwerp
De persoonsvorm
Ik 
moet
opletten
in het verkeer.

Slide 4 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp?
Wat is de persoonsvorm? 
Het onderwerp
De persoonsvorm
ik 
Moet
opletten
in het verkeer?

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp?
Wat is de persoonsvorm? 
Het onderwerp
De persoonsvorm
De trein
rijdt
naar Den Haag.

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp?
Wat is de persoonsvorm? 
Het onderwerp
De persoonsvorm
de trein
Rijdt
naar Den Haag?

Slide 7 - Sleepvraag

Maak een vraagzin:
De auto is rood.

Slide 8 - Open vraag

Maak een vraagzin:
Ik ga bij het kruispunt rechtdoor.

Slide 9 - Open vraag

Maak een vraagzin:
Het verkeerslicht staat op groen.

Slide 10 - Open vraag

Maak een vraagzin:
Het zebrapad is zwart en wit.

Slide 11 - Open vraag

Maak een vraagzin:
Ik stop voor de haaientanden.

Slide 12 - Open vraag

Maak een vraagzin:
Ik heb voorrang

Slide 13 - Open vraag

Maak een vraagzin:
De vrachtwagen is groot.

Slide 14 - Open vraag

Maak een vraagzin:
Er is een file in Amsterdam.

Slide 15 - Open vraag

Maak een vraagzin:
De man moet goed opletten.

Slide 16 - Open vraag

Waar zie je het?
de voetganger
de stoep

Slide 17 - Sleepvraag

Welke volgorde is goed? 
de voetganger
loopt
op de stoep
?

Slide 18 - Sleepvraag

Waar zie je het?
de bus
rijden

Slide 19 - Sleepvraag

Welke volgorde is goed? 
rijdt
de bus
naar het station
.

Slide 20 - Sleepvraag